2 juli 2015

Ironie in de zoektocht naar gelijkheid

Facebook-vrienden zullen direct op de vlucht slaan en me bestempelen als intolerant, alleen al om de titel van dit stuk. De meesten van hen zullen niet lezen wat we te zeggen hebben, omdat ze hun conclusies al kunnen trekken op grond van de verdenking dat we aan de verkeerde kant staan van gelijkheid in het huwelijk. Er ligt een grote ironie in dat feit. En het is een ironie die we moeten begrijpen.

Het vooroordeel

Het hart van de ironie bevat het vooroordeel. Volgens de Oxford Dictionary is een vooroordeel een “vooraf gevormde mening, die niet gebaseerd is op redelijke of feitelijke ervaring.” Het vooroordeel is de vijand van gelijkheid, want het is een a priori oordeel over iemand alleen vanwege, laten we zeggen, huidskleur, religie, geslacht of hun seksuele geaardheid. Als je een Afrikaanse Amerikaan over straat ziet lopen en je automatisch denkt dat het een gangster is, dan is dat een vooroordeel. Als je een moslima ziet en je denkt dat zij een terrorist is, dan is dat een vooroordeel. Als jij jezelf verzet tegen het homohuwelijk en direct uitgemaakt wordt als een intolerant persoon, dan is dat een vooroordeel.

Vooroordelen zijn verkeerd en vaak onkundig en christenen zijn er vaak zelf schuldig aan.

Vooroordelen zijn verkeerd en vaak onkundig en christenen zijn er vaak zelf schuldig aan. Zijn christenen bevooroordeeld geweest tegenover homo’s en lesbiennes? Absoluut. Moeten we ons bekeren van dat oordelen? Absoluut. Iedere man en iedere vrouw is geschapen naar Gods beeld en wordt diep door Hem geliefd, ongeacht zijn of haar seksuele geaardheid. Christenen hebben geen recht om homo’s en lesbiennes onterecht te behandelen, omdat we weten dat we zonder Gods genade allemaal schuldige opstandelingen voor Hem zijn — even schuldig als iedereen waar dan ook.

Maar nu zijn de rollen omgedraaid. Christenen zijn de nieuwe doelwitten van vooroordelen. Als we tegen het homohuwelijk zijn, zijn we direct intolerant.

Hoe komt dat?

Huwelijksgelijkheid

De beweging voor huwelijksgelijkheid deed twee ontzettend slimme dingen. Als eerste gebruikten ze het woord: “gelijkheid.” Wie zou er nu tegen gelijkheid kunnen zijn? Alleen intolerante personen. Daar hebben we het — als je aan de verkeerde kant van “gelijkheid” staat, moet je wel intolerant zijn.

Iemand die intolerant is, is iemand met “zeer sterke, onredelijke overtuigingen of meningen over ras, religie en politiek, die de meningen van iemand die het er niet mee eens is niet wil horen en accepteren.” Met andere woorden, een intolerant persoon is iemand die sterke vooroordelen heeft. Zodra “gelijkheid” in de discussie werd geïntroduceerd, werd de zoektocht naar huwelijksgelijkheid gezien naast de mensenrechtenbeweging, vrouwenkiesrecht enzovoort. Iedereen die tegen dergelijke posities is, heeft het gewoon verkeerd. Einde verhaal, punt uit.

Als tweede nam de beweging de conclusie vooraf aan (ook wel bekend als het omzeilen van de vraag). Dat wil zeggen, door homohuwelijk “huwelijk” te noemen, was de conclusie al bereikt. We spreken daarna alleen nog maar over de vraag of het homohuwelijk gelijk moet zijn aan het heteroseksuele huwelijk. Zodra het gesprek daar begint is er voor ons geen manier om ons te verzetten tegen het idee van het homohuwelijk zelf en om de strijd te winnen.

De echte vraag is: “Moeten we herdefiniëren wat het huwelijk is?” Dat is de fundamentele vraag, omdat het huwelijk traditioneel verstaan wordt als de exclusieve vereniging tussen een man en vrouw die niet direct gerelateerd zijn aan elkaar.

De beweging voor huwelijksgelijkheid was zo slim om de discussie niet in te kaderen in termen als: “het veranderen van de definitie van het huwelijk.” Dat zou zeker grotere weerstand gegeven hebben dan het streven naar “gelijkheid”. In plaats daarvan trok het streven naar huwelijksgelijkheid al de conclusie: een homoseksuele vereniging ís een huwelijk.

Het nieuwe vooroordeel

Ironisch genoeg gedragen degenen die zeggen dat christenen intolerant zijn zich feitelijk zelf intolerant.

Deze zetten waren zo succesvol dat de menigte de ironie nu niet ziet. Als je tegen het homohuwelijk bent, ben je intolerant. Er is geen manier om er anders over te denken, omdat de discussie al ingekaderd is in de termen van gelijkheid, in plaats van de termen van het herdefiniëren van een gevestigde sociale instelling. Het vooroordeel staat nu op een andere voet. Zonder zelfs maar de tegengestelde argumenten te overwegen, zullen mensen negatieve conclusies vormen over anderen om hun alternatieve meningen. Dat is het vooroordeel.

Ironisch genoeg gedragen degenen die zeggen dat christenen intolerant zijn zich feitelijk zelf intolerant. En niet alleen tegenover christenen, maar tegenover iedereen die zo zijn bedenkingen heeft over “huwelijksgelijkheid.” Je hoeft geen christen te zijn om de problemen daarin te herkennen. Onthoud dat iemand die intolerant is, iemand is die “zeer sterke, onredelijke overtuigingen of meningen heeft… die de meningen van iemand die het er niet mee eens is niet wil horen en accepteren.” De samenleving wil nu niet eens luisteren naar alternatieve standpunten over deze kwestie. En daarin ligt de ironie.

Het oude vooroordeel

Dat christenen geconfronteerd worden met vooroordelen is niets nieuws. De eerste christenen werden er rechtuit mee geconfronteerd in het Romeinse rijk. De apostel Petrus moedigde zijn lezers aan om zichzelf eervol te gedragen onder de heidenen “opdat zij die nu van u kwaadspreken als van kwaaddoeners, door de goede werken die zij in u waarnemen, God verheerlijken mogen” (1 Petrus 2:12). Let op de woorden van Petrus, “zij die nu van u kwaadspreken als van kwaaddoeners.” Hoe kunnen echte christenen beschouwd worden als kwaaddoeners?

We zijn nu het doelwit van irrationele vooroordelen. Maar we moeten niet, mokken, wanhopen of ons terugtrekken.

De Romeinen dachten dat de christenen het menselijk geslacht haatten (zo schreef de historicus Tacitus), omdat ze incest pleegden doordat ze getrouwd waren met “broeders en zusters”. En dat ze kannibalen waren, omdat ze “het lichaam en bloed van Christus aten en dronken”. Dit waren natuurlijk allemaal ernstige misverstanden. Maar Petrus’ vermaning is in feite: laat ze je leren kennen. De enige echte oplossing tegen vooroordelen is kennis. Zoals een vriend van mij ooit zei: “Het is moeilijk om iemand te demoniseren wanneer je hem leert kennen.”

We zijn nu het doelwit van irrationele vooroordelen. Maar we moeten niet, mokken, wanhopen of ons terugtrekken. Onrechtvaardige oppositie is niets nieuws voor de volgelingen van de gekruisigde Christus. We zijn geroepen om goed te lijden, Zijn voorbeeld volgend (1 Petrus 2:21—25). Laten we er voor zorgen dat degenen die ons zwartmaken ons leren kennen, voor zover wij daar toe in staat zijn. Als we werkelijk Christus volgen, wetend wie we werkelijk zijn, zal het ons helpen de vooroordelen weg te nemen.

Meer toerusting