22 oktober 2021

Ja, wij zijn veroordelend … (maar niet op de manier zoals iedereen denkt)

Tegen christenen wordt vaak gezegd dat ze niet moeten oordelen. Als er één bijbelvers is die niet-christenen kennen dan is het wel het vers waarin Jezus de mensen leert ‘oordeelt niet, opdat u niet geoordeeld wordt’ (Mattheüs 7 vers 1).

Maar wat de doorsnee criticaster op christenen mist, is dat Jezus niet oproept tot het afschaffen van moreel onderscheidingsvermogen of geestelijke beoordeling. Hij beweert tenslotte vijf verzen later dat Zijn volgelingen de middelen zullen hebben om te oordelen wat voor soort mensen in de wereld honden en zwijnen zijn (Mattheüs 7:6). Geloven in de ernst van de zonde, de exclusiviteit van Christus en het hebben van morele overtuigingen maakt iemand niet veroordelend. Kijk maar naar Jezus Zelf.

Een spiegel voor christenen

Dit betekent echter niet dat Mattheüs 7:1 niets te zeggen heeft tegen conservatieve christenen. Net zoals alle andere mensen op de wereld hebben we de neiging om het slechtste van mensen te denken, vertellen we met plezier slechte geruchten door en beoordelen we mensen en situaties zonder dat we alle feiten weten (of zelfs niet eens de helft).

Ik heb het hier niet over het terechtwijzen van eigenzinnige gemeenteleden, het aangaan van moeilijke gesprekken met mensen die gevangen zitten in zonden of over het weigeren om rekening te houden met iemands voormalige gedrag. Ik wil ook niet beweren dat je naïef moet zijn in hoe je kijkt naar hoe samenlevingen functioneren, je onthouden van de openbare uitwisseling van ideeën of het negeren van al ons onderscheidingsvermogen totdat we iets of iemand volledig kennen. Nee, ik heb het over de snelle neiging om eerst aan te vallen en pas later de vragen te stellen (of zelfs helemaal niet).

Is er een bijbelse waarheid die meer genegeerd wordt op het internet (en vergeet ons eigen hart niet) dan Spreuken 18:17? Daar staat: ‘Wie de eerste is in zijn rechtszaak, lijkt rechtvaardig te zijn, maar dan komt zijn naaste en doorgrondt hem.’

Ik ben nooit beschuldigd van ernstig wangedrag waarvan ik wist dat deze beschuldiging overduidelijk onjuist was of helemaal verkeerd was begrepen. Maar als dat ooit gebeurt dan hoop ik dat mensen zullen onthouden wat het Spreukenboek zegt: ‘Wie antwoordt voordat hij geluisterd heeft, het is hem tot dwaasheid en schande’ (Spreuken 18:13). Te vaak zijn we snel in spreken en traag in luisteren. De wereld, het vlees, de duivel en het internet wil dat we snel oordelen, terwijl de Bijbel oproept om ons oordeel uit te stellen tot we beide kanten gehoord hebben. Het gebeurt voortdurend: Voorgangers zondigen door gemeenteleden te oordelen op grond van horen zeggen, gemeenteleden bekritiseren voorgangers zonder het hele verhaal te kennen, burgers veronderstellen het ergste van politici zodra er zich een schandaal voordoet en kinderen vallen hun broer of zus aan bij de eerste de beste fout die ze kunnen ontdekken.

‘Waar rook is daar moet vuur zijn’

De meeste van ons horen tijdens hun leven tientallen berichten en beschuldigingen over beroemdheden, atleten, voorgangers en kennissen. Dit gebeurt onder het mom van het idee ‘waar rook is daar moet vuur zijn’. Vaak is dit waar, maar brandstichters zorgen ook voor vuur. Soms verbergt de rook van tegenstrijdigheden een razend vuur van wangedrag. Maar soms blijkt de scherpe geur van rook een kruimel in het broodrooster te zijn. Je kunt maar beter geen ‘Brand!’ roepen in een druk gebouw om er vervolgens later achter te komen dat je buurman van krokante toast houdt…

Sommige lezers zullen zich afvragen wat de aanleiding was van dit schrijven. Niets in het bijzonder, en toch alles. Er is geen recente gebeurtenis die de aanleiding was voor deze gedachten. Ik schrijf eerder vanwege de zonden waarvan ik weet dat ze zich in mijn hart schuilhouden en vanwege de manier waarop de sociale media naar beschuldigingen vragen zoals een kind snoep eist. Als je ze geeft wat ze willen dan zullen ze alleen maar om meer vragen.

Als christenen realiseren we ons dat zonden veroordeeld moeten worden en dat degene waar tegen gezondigd is onze mededogen verdient. Maar ze zouden ook moeten leren van de laatste dagen van onze Heere (Jezus) dat het geloven van elke beschuldiging net zo slecht is als het maken van de beschuldigingen. Als we naar Jezus kijken dat moeten we zeggen dat ‘controversieel’ en ‘beschuldigd’ niet altijd ‘onruststoker’ of ‘schuldig’ betekent. We zouden dezelfde maat moeten gebruiken een ander als die we bij onszelf zouden willen zien en dat betekent een open hart en open geest. Zou jij willen dat andere mensen het slechtste van jou denken? Wil ik dat mensen elk slecht gerucht wat ze over mij horen doorvertellen? Wat als mensen over ons spreken op de manier zoals wij over anderen spreken?

De neiging om het slechtste te geloven

Over dit thema ben ik vaak uitgedaagd door de uitleg van het negende gebod door de Heidelbergse Catechismus (vraag en antwoord 112):

Wat wil het negende gebod? Dat ik tegen niemand valse getuigenis geve, niemand zijn woorden  verdraaie, geen achterklapper of lasteraar zij, niemand lichtelijk en onverhoord oordele of helpe veroordelen; maar allerlei liegen en bedriegen, als eigen werken des duivels, vermijde, tenzij dat ik den zwaren toorn Gods op mij laden wil; insgelijks, dat ik in het gericht en alle andere handelingen de waarheid liefhebbe, oprechtelijk spreke en belijde;ook mijns naasten eer en goed gerucht naar mijn vermogen voorsta en bevordere.

Denk aan je tweets (net als dat ik dat moet doen). Denk aan je artikels. Denk aan jouw gesprekken met vrienden. Denk aan datgene waar je met je man over praat. Of hoe je praat over je vrouw. Denk aan je e-mails en berichtjes. Denk aan de woorden die bij je op komen. Doen we alles wat we kunnen om de goede naam van onze naaste te beschermen en bevorderen? Of zijn we geneigd om het slechtste te geloven, geneigd om fouten door te vertellen en zijn we blij als we er een schepje bovenop kunnen doen? Als een enkel gerucht van wangedrag iemand zijn leven kan ruïneren (als dat de morele wereld is die we willen onderhouden, één waar schuld wordt verondersteld en onschuld pas wordt verklaard als het te laat is) dan zijn jij en ik maar een zucht verwijderd van de ondergang van alles.

‘Oordeelt niet, opdat u niet geoordeeld wordt.’ Het mag dan misschien niet zeggen wat iedereen wil dat het zegt, maar het zegt nog steeds veel. Veel meer dan dat velen van ons willen horen.

Meer toerusting