27 januari 2020

Hoe we grotere dingen
doen dan Jezus

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen, en hij zal grotere doen dan deze, want Ik ga heen naar Mijn Vader’ (Johannes 14:12).

Wie in Jezus gelooft, krijgt de belofte dat hij grotere werken zal doen dan Jezus. Maar wat betekent ‘groter’? Zullen christenen meer opzienbarende daden laten zien? Het is moeilijk om je wonderen voor te stellen die opzienbarender zijn dan die van Jezus; ‘groter’ betekent dat in ieder geval niet.

Zou ‘groter’ kunnen betekenen ‘talrijker’ of ‘wijder verspreid’? In die zin hebben christenen inderdaad ‘grotere’ dingen gedaan dan Jezus. We hebben over de hele wereld het evangelie verkondigd, miljoenen mannen en vrouwen zich zien bekeren, en hulp, onderwijs en voedsel verstrekt aan nog meer miljoenen mensen. De ‘grotere’ werken kunnen dus het samenkomen van bekeerlingen in de kerk zijn door het getuigenis van de discipelen (vgl. Joh. 17,20; 20,29) en de overvloed aan goedheid die voortkomt uit veranderde levens.

Jezus zegt dat de grotere werken zullen plaatsvinden ‘omdat Ik naar de Vader ga’. Met andere woorden, het vertrek van Jezus door de dood en de opstanding richting de verhoging is de voorwaarde voor de missie van zijn discipelen. Omdat Hij ‘naar de Vader gaat’, begint de kerk aan haar zending. Bovendien is Jezus’ verhoging de voorwaarde voor de neerzending van de beloofde Heilige Geest (Johannes 7:39; 16:7), die met de discipelen in hun getuigenis zal samenwerken (Johannes 15:26; vgl. 16:7-11). Om deze redenen zullen de volgelingen van Jezus ‘grotere’ werken uitvoeren.

Maar hoewel deze verklaring ongetwijfeld juist is, waarom spreekt Jezus van ‘grotere’ werken als deze verklaring klinkt alsof Hij ‘meer’ werken bedoelde?

Grotere koninkrijksvoorrechten

We kunnen geholpen worden door deze tekst met een andere uitspraak van Jezus te vergelijken:

‘Voorwaar, Ik zeg u: Onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper; maar wie de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is groter dan hij’ (Matteüs 11:11).

Het punt van de vergelijking is dat ondanks de ongeëvenaarde grootsheid van de Doper, hij nooit heeft deelgehad aan het koninkrijk van de hemel. Zijn roeping plaatste hem te vroeg in de heilshistorie om een dergelijke deelname mogelijk te maken. In die zin is de minst bevoorrechte persoon die deelheeft aan het koninkrijk groter dan Johannes de Doper. Het gaat om de grootheid van het voorrecht, een grootheid die wordt toegekend met het voorrecht deel te mogen hebben aan het reeds begonnen eschatologische tijdperk.

Iets dergelijks kunnen we in Johannes 14 zien. Door zijn verlossingswerk, zijn ‘gaan naar de Vader’, opent Jezus deze nieuwe fase in de heilshistorie; en de discipelen nemen in hun missie deel aan de werken die eigen zijn aan dit reeds ontluikende eschatologische tijdperk. Jezus heeft dat in zijn aardse bediening nooit gedaan. Zijn werk bracht het tot stand, maar toen vertrok Hij en nam er na Pinksteren niet zelf aan deel (in zijn lichamelijke aanwezigheid).

Dit betekent niet dat Jezus’ discipelen groter zijn dan Hij is. Het betekent wel dat hun werken in dit opzicht groter zijn dan die van Hem – dat zij het voorrecht hebben om deel te hebben aan de resultaten van Jezus’ voltooide werk. Totdat Hij terugkeerde naar zijn Vader en de Heilige Geest schonk, was alles wat Jezus deed noodzakelijkerwijs nog onvolledig. De werken van de discipelen daarentegen zijn onderdeel van de nieuwe situatie die bestaat sinds het werk van Jezus voltooid was. Hun werken zijn groter in die zin dat ze het voorrecht hebben om na het moment van vervulling plaats te vinden.

Jezus won onze voorrechten voor ons

Dit prachtige schilderij moet elke christelijke getuige voortdurend voor ogen worden gehouden. Ons geloof in Jezus brengt ons niet in een strijd waarin we alleen zijn, waarvan de uitkomst onzeker is, waar de beloofde zegen uitsluitend is voorbehouden aan door en door lieve mensen.

Integendeel: ons geloof in Jezus voert ons in een strijd waarin de beslissende slag al gewonnen is, waarin de beloofde eschatologische zegening al is ingetreden, ook al is die nog niet voltooid. Onze eigen zwakke inspanningen dragen inderdaad bij aan de triomf van Christus en aan het werk van zijn nagelaten Geest om een ontelbaar aantal nieuwe volgelingen van de Heiland en Meester, die wij bevoorrecht als we zijn mogen dienen, op de been te brengen. Dit zijn de ware dimensies van onze roeping; en onze meest alledaagse activiteiten moeten tegen deze veelomvattende achtergrond worden gezien.

Dit alles komt voort uit het feit dat Jezus zijn werk als de openbaring van de Vader beëindigt door ‘terug te keren naar de Vader’ via het kruis. Dit werk kost Hem bijzonder veel. Tweemaal openbaart Hij dat Hij diep verontrust is in de geest (Johannes 12:27; 13:21) als Hij nadenkt over de komende uren; maar datzelfde werk vormt de basis waarop Hij tegen zijn discipelen kan zeggen: ‘Laat uw hart niet in beroering raken; u gelooft in God; geloof ook in Mij’ (Joh.6:3).


Dit artikel is met toestemming overgenomen van The Gospel Coalition (Nederland en Vlaanderen).

Meer toerusting