13 april 2021

Worden er foetuscellen gebruikt voor coronavaccins?

Wat is er gebeurd?
Voormalig president Trump kreeg tijdens zijn behandeling voor COVID-19 een experimentele kuur. Die behandeling is echter in opspraak gekomen. Bij de ontwikkeling ervan zou namelijk gebruik zijn gemaakt van cellen uit weefsel dat afkomstig zou kunnen zijn van een geaborteerde foetus. Verschillende vaccins voor het coronavirus, waaronder die van Pfizer en Moderna, hebben ook gebruik gemaakt van dezelfde cellijn om de werking te testen.

Hieronder volgt wat je moet weten over foetale weefselcellen en de ethische bezwaren tegen het gebruik ervan voor de ontwikkeling van COVID-behandelingen en vaccins.

Wat zijn foetale weefselcellen? En hoe worden ze gebruikt?
Een baby zit in het embryonaal stadium tot de achtste week. Tegen die tijd zijn de belangrijkste lichaamsdelen gevormd. Vanaf de achtste week tot de geboorte is de baby een foetus (Latijns voor ‘vrucht’ of ‘nakomeling’). Een foetus kan sterven, hetzij op natuurlijke wijze of door middel van een abortus. In dat geval kan het weefsel, inclusief intacte organen, op een legale wijze[1] worden gedoneerd voor onderzoeksdoeleinden.

Foetaal weefsel kan in biomedisch onderzoek worden gebruikt als transplantatiemateriaal en voor andere doeleinden. Het wordt echter vaker in verband gebracht met het maken van ‘onsterfelijke’ cellijnen. Onsterfelijke cellijnen worden tot stand gebracht door foetale cellen te kweken. Zij blijven onbeperkt groeien en zich vermenigvuldigen in laboratoriumschaaltjes. Zulke cellen kunnen dan worden gebruikt voor onderzoek. Zo kan onderzocht worden wat het vermogen is van een geneesmiddel om genetisch materiaal te beschadigen. Ook kunnen de effecten van een specifieke virusinfectie getest worden.

‘Onsterfelijke’ cellijnen zijn dus begonnen met foetale cellen. Maar zij bevatten niet langer foetale lichaamsdelen, en er blijft geen foetaal weefsel over. Er zijn geen cellen van het oorspronkelijke foetale weefsel overgebleven. De cellen zelf zijn dus geen ‘foetale cel’.

Foetaal weefsel, zowel op een moreel juiste als onjuiste manier verkregen, wordt gebruikt voor de ontwikkeling van levensreddende vaccins en therapeutische behandelingen voor ziekten zoals kanker. De Nobelprijs voor Geneeskunde van 1954 werd bijvoorbeeld toegekend voor een poliovaccin dat was ontwikkeld op basis van foetale niercellen. Foetale cellen werden ook gebruikt voor de productie van een veelgebruikt vaccin tegen mazelen. In beide gevallen werd het weefsel verkregen door een miskraam of een zwangerschap buiten de baarmoeder. Daarentegen zijn er wel cellen van geaborteerde foetussen gebruikt bij een aantal recentere vaccins: tegen waterpokken, hepatitis, mazelen, bof, poliomyelitis, rabiës (hondsdolheid), rodehond en pokken. Foetaal weefsel van geaborteerde foetussen is ook gebruikt in cosmetica en anti-verouderingscrèmes.

Nicholas Evans, bio-ethicus aan de University of Massachusetts Lowell, zegt hierover: ‘Als je in dit land of in vrijwel elk ander land een medische ingreep hebt ondergaan, dan is de kans groot dat je op een of andere manier voordeel hebt gehad van het gebruik van deze cellijnen.’

Werden foetale cellen gebruikt voor de COVID behandeling die voormalig president Trump kreeg?
Trump kreeg een experimentele antilichamencocktail die bekend staat als REGN-COV2. Deze wordt geproduceerd door Regeneron Pharmaceuticals. Regeneron heeft verduidelijkt dat het bedrijf de effectiviteit van REGN-COV2 heeft getest door een ‘nepvirus’ te creëren dat het echte virus nabootst. Eén element van het nepvirus is gebaseerd op een cellijn die bekend staat als HEK293T.

HEK293T is een veelgebruikte onsterfelijke cellijn. Deze lijn is gemaakt van foetaal weefsel dat in de jaren zeventig in Nederland is verworven. De gegevens over de herkomst van HEK293T zijn verloren gegaan. Daarom is niet bekend of het weefsel afkomstig was van een miskraam of van een abortus.

Ook hier is het belangrijk een onderscheid te maken tussen ‘cellen van foetaal weefsel’ en ‘cellen die zijn afgeleid van een lange keten die is ontstaan uit cellen van foetaal weefsel’. HEK293T was afgeleid van cellen die afkomstig waren van foetaal weefsel, maar de cellijn bevat nu zelf geen foetale weefselcellen meer.

Werden er cellen afkomstig van foetaal weefsel gebruikt bij het maken van COVID-19 vaccins?
Naast REGN-COV2 gebruiken ten minste vijf van de COVID-vaccins die in Amerika worden ontwikkeld cellen van HEK293T of PER.C6. Die laatste is een cellijn die is ontwikkeld uit netvliescellen van een achttien weken oude foetus die in 1985 werd geaborteerd.

De vaccins van Pfizera en Moderna gebruikten HEK293T-cellen in het testproces, niet bij de ontwikkeling of de productie van het vaccin.

Is het onethisch om behandelingen en vaccins te gebruiken die zijn ontwikkeld met behulp van geaborteerde foetuscellen?
Een gebruikelijke manier om deze vraag te beantwoorden is te bepalen op welke manier je meewerkt met de slechte daad van abortus. Je ‘werkt mee met kwaad’ als je op de een of andere manier bijdraagt aan de onrechtmatige handeling van de hoofdverantwoordelijke. Dat kan ofwel door formele medewerking, ofwel door materiële medewerking.

Er is sprake van formele medewerking als je meewerkt aan de onethische handeling van een ander en daarbij dezelfde kwade opzet hebt. Er is sprake van materiële medewerking als je meewerkt aan de onethische handeling van een ander, maar geen kwade opzet hebt. Formele medewerking is altijd slecht. Bij materiële medewerking zijn er meer factoren die een rol spelen.

Bijvoorbeeld, stel dat een abortus werd uitgevoerd om weefsel te verkrijgen dat gebruikt zou worden voor het maken van een cellijn. In dat geval zou het duidelijk onethisch zijn. Maar zelfs als er in het geval van HEK293T al een abortus werd uitgevoerd, is deze niet uitgevoerd om deze reden. Het weefsel werd pas voor medisch onderzoek verkregen nadat het kind om andere redenen was overleden. Dit heeft belangrijke gevolgen voor het bepalen of dergelijk onderzoek al dan niet ethisch juist is.

Om te bepalen of het ethisch juist is om de cellen te gebruiken, is het nuttig het te vergelijken met een andere situatie: het gebruik van organen van een persoon die is vermoord. Stel dat een arts zou aanbieden een nier of hart van het slachtoffer van de moord te transplanteren in een christen. Dan zouden we daar waarschijnlijk geen bezwaar tegen hebben. De moord was uiteraard onethisch, maar de persoon werd niet vermoord omwille van de transplantatie. De eerste vraag zou zijn of het slachtoffer voor zijn dood instemde met orgaandonatie.

De meeste christelijke ethici zijn het erover eens dat foetale weefseldonatie niet inherent onethisch is wanneer het weefsel verkregen is bij een miskraam of bij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap en de ouders het weefsel vrijwillig doneren. (Bij een zwangerschap buiten de baarmoeder nestelt de foetus zich in de eileider in plaats van in de baarmoeder). Een dergelijke donatie zou vergelijkbaar zijn met een ouder die ermee instemt de organen te doneren van een baby of kind dat een natuurlijke dood is gestorven.

De donatie van foetaal weefsel is wel onethisch wanneer het weefsel afkomstig is van een foetus die in de baarmoeder is gedood. Het toestaan en goedkeuren van dergelijke donaties van weefsel afkomstig van een abortus zou ons indirect moreel medeplichtig maken aan de abortusdaad. Dat zou de boodschap overbrengen dat we positief staan tegenover abortus en het systeem dat het doden van ongeboren leven goedkeurt.

Dat roept de vraag op of het gebruik van HEK293T-cellen abortus juist op die manier zou bevorderen. Pro-life christenen kunnen van mening verschillen over het antwoord op die vraag. Toch lijkt er geen reden te zijn om al te bezorgd te zijn over een ‘hellend vlak’: er worden niet meer kinderen vermoord om het aantal cellijnen van foetaal weefsel uit te breiden. De reden daarvoor is dat het volstrekt onnodig is om nieuwe cellijnen te creëren uit geaborteerde kinderen. Zoals ds. Nicanor Pier Giorgio Austriaco, een katholiek biomedisch onderzoeker, uitlegt:

‘. . . HEK293 is een gevestigde cellijn. Wat dit betekent is dat deze cellen al bijna een halve eeuw door biologen worden gebruikt en bestudeerd. De kenmerken zijn duidelijk, en hun veiligheid is bevestigd. Ik wijs hierop omdat dit helpt om te verklaren waarom het ongehoord is dat een vaccinfabrikant op zoek gaat naar nieuwe menselijke foetale cellen die afkomstig zijn van een recente abortus. We weten niet wat voor kenmerken dergelijke nieuwe foetale cellen hebben. Hun veiligheid zou niet vastgesteld zijn. Ze zouden niet zijn goedgekeurd door regelgevende instanties zoals de U.S. Food and Drug Administration (FDA) voor de productie van vaccins voor mensen. Waarom tijd, moeite en geld verspillen om nieuwe menselijke foetale cellen te verkrijgen? Dat is volstrekt onnodig! De klassieke, tientallen jaren geleden verkregen foetale cellijnen zoals HEK293 zijn namelijk gemakkelijk en goedkoop verkrijgbaar.’

Het gebruik van die onsterfelijke cellijnen leidt dus niet tot een toename van het jaarlijkse aantal abortussen. Als dat wel het geval zou zijn, zou de ethische overweging anders zijn.

De vraag die overblijft is of het aanvaarden van het gebruik van HEK293T cellen mogelijk zou meewerken aan het doden van het kind in de jaren ‘70. Om een aantal redenen zouden veel, zo niet de meeste christelijke bio-ethici stellen dat dit niet het geval is–ervan uitgaande dat er überhaupt sprake was van een abortus. De belangrijkste reden is dat deze situatie ethisch vergelijkbaar is met het geval van het moordslachtoffer/de orgaandonor. Niemand zou zeggen dat de christen die het orgaan ontving op een of andere manier moreel verantwoordelijk was voor de moord.

Daarom zijn christenen niet moreel verantwoordelijk als zij behandelingen en vaccins gebruiken die met behulp van dergelijke cellen zijn ontwikkeld, zelfs niet als de cellen afkomstig zijn van geaborteerd foetaal weefsel. Zoals David Prentice, vice-president en onderzoeksdirecteur van het pro-life Charlotte Lozier Institute, zegt: ‘We zouden liever zien dat ze de controversiële cellijn niet gebruiken, zelfs niet bij het testen, want er zijn alternatieven. Maar dat testen tijdens het ontwikkelen heeft geen invloed op mij als ontvanger van het medicijn.’ Ethicus Christopher O. Tollefsen voegt daaraan toe: ‘Het is ethisch geoorloofd voor onderzoekers om HEK-cellijnen te gebruiken. Dus natuurlijk mogen mensen ethisch gezien een vaccin gebruiken mocht het ontwikkeld zijn op basis van de HEK-cellijnen.’

[1] Dit betreft de Amerikaanse situatie.

Meer toerusting