Het christelijke leven is een reis naar de grootste vreugde die er bestaat. Maar ‘de weg is nauw die tot het leven leidt, en er zijn weinigen die hem vinden’ (Mattheüs 7:14). Waarom is dat? Paradoxaal genoeg, zoals Jezus’ discipelen leerden in Markus 8, omdat we onszelf moeten verloochenen om onze grootste vreugde te verkrijgen.
Het was een moment van zielsverrukking voor de discipelen. Jezus was werkelijk de Christus. Petrus had het beleden en Jezus had het bevestigd. De langverwachte komst van Israëls Messias was gekomen! En de twaalven waren blij met hun plaats naast Hem. Toen begon Jezus vreemd genoeg te spreken over veel lijden, over vermoord worden door Zijn vijanden en over opstanding uit de dood. De discipelen waren verward: hoe kon een nederlaag de weg zijn tot de glorie van Christus? De Christus zou juist moeten zegevieren. Daarom corrigeerde Petrus Jezus, maar Jezus noemde zijn correctie satanisch. Petrus was verbluft. Wat was er nu satanisch aan om te willen dat Christus zou zegevieren? Jezus’ antwoord luidde: ‘U bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen’ (Markus 8:33).
Wil Jezus dat wij sterven?
Jezus wist dat de discipelen, net als de schare die Hem volgde, allemaal hetzelfde dachten. Daarom riep Hij hen samen en liet hij nog een laatste sloopkogel los op hun wereldvisie: ‘Laat wie achter Mij wil komen zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen’ (Markus 8:34). De schare verstomde. Een zee van verwarde gezichten. Een kruis? Ze wisten allemaal wat dat betekende: een Romeinse executie van het meest verschrikkelijke, angstaanjagende soort. Ze hoopten allemaal dat Jezus hun vijanden zou verslaan, hen zou bevrijden van die tirannie en het koninkrijk van Israël weer herstellen zou (Handelingen 1:6). Het dragen van een Romeins kruis klonk niet als het Messiaanse koninkrijk waarop zij zaten te wachten. Het klonk als sterven. Jezus wilde dat zij stierven?
Ja.
Jezus’ koninkrijk was niet van deze wereld – niet van de geopolitieke wereld die deze eerste volgelingen kenden (Johannes 8:36). Zijn koninkrijk was van veel grotere omvang dan iemand van hen op dat moment besefte. En hun ware vijand was veel krachtiger en dodelijker dan Rome. Rome was een druppel in de emmer (Jesaja 40:15). Hun ware vijand woonde binnen in hen en overal om hen heen. Jezus was inderdaad gekomen om die vijand te verslaan. Over enkele dagen vertrok Hij al naar Jeruzalem om de beslissende slag te slaan.
Dus nu was Jezus hen aan het voorbereiden op het kruis – eerst en vooral het Zijne, daarna ook het hunne – en op de duizenden jaren durende opdracht om het ware Israël uit alle volken Zijn koninkrijk binnen te roepen. Jezus leerde hen om opzettelijk naar de dood te gaan.
Allen die toen aanwezig waren zouden lichamelijk sterven, sommigen als martelaren. Maar al Zijn volgelingen zouden ook geestelijk moeten sterven, aan zichzelf. Zij zouden moeten sterven aan het verlangen naar eigen roem, sterven aan de begeerte naar aanzien in de wereld, sterven aan mensenvrees, sterven aan het verlangen naar een makkelijk leven, sterven aan de begeerte naar aardse rijkdom, en duizend andere doden. Ten slotte, zij zouden moeten sterven aan hun verlangen om hun aardse leven te redden.
Een hedonistisch sterven
Maar Jezus riep zijn volgelingen niet tot een of ander stoïcijns leven van zelfopoffering. Hij nodigde hen uit tot een vreugde die hun voorstellingsvermogen te boven ging. De brede weg van de wereld was bezaaid met lokkende, leugenachtige beloftes, die aantrekkelijk waren in de ogen van het zondige mensenhart en dat verblindden. Ze leidden velen naar een verschrikking die ieder voorstellingsvermogen te boven gaat. Dus Jezus riep Zijn volgelingen op om zichzelf de armzalige, korte vreugdes van de wereld te ontzeggen, opdat ze de overvloeiende eeuwige vreugde zouden ontvangen. Hij riep hen op om zichzelf de hel te ontzeggen, opdat ze de hemel zouden kunnen ontvangen.
‘Want wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen omwille van Mij en om het Evangelie, die zal het behouden. Want wat zal het een mens baten als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt? Of wat zal een mens geven als losprijs voor zijn ziel? Want wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben in dit overspelig en zondig geslacht, voor hem zal de Zoon des mensen Zich ook schamen wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen’ (Markus 8:35-38).
Het christelijke leven is moeilijk, soms hartverscheurend, maar daarover moeten we niet verbaasd zijn (1 Petrus 4:12). Het christelijke leven is zwaar omdat het verloochenen van ons gevallen ik moeilijk is. Ons leven is ons meest waardevolle aardse bezit. Niets laat de waarde van Jezus beter zien dan onze bereidheid om ons leven – op allerlei manieren, klein en groot – weg te geven om Zijnentwil. Het enige dat Jezus ons vraagt onszelf te ontzeggen, zijn de dingen die ons van onze eeuwige vreugde zullen beroven. Net als Mozes in Hebreeën 11:25-26 worden wij geroepen om onszelf de voorbijgaande pleziertjes van de zonde te ontzeggen en de smaad van Christus te beschouwen als meerdere rijkdom dan de aardse schatten. Hoe? Door te kijken naar het loon! Dit soort zelfverloochening is hedonistisch. Jaren geleden probeerde ik in een slaapliedje voor mijn oudste dochter de hemelse logica van dit paradoxale najagen van vreugde te verwoorden, voor haar en voor mezelf:
Er is vreugde die je wildste dromen te boven gaat, als je slechts gelooft:
Deze pijnlijke dorst naar vreugde die je voelt, kan God alleen lessen,
En het eeuwige leven is het dat wacht
Voor al degenen die geloven dat Hij alleen het waard is om voor te leven.
bron: http://www.desiringgod.org/blog/posts/how-can-self-denial-be-hedonistic