Hoe onderscheiden we de ingevingen van de Geest van genade en Zijn leiding en sturing in onze levens van de misleidingen van de geest van deze wereld en ons eigen zondige hart? Dit is een zeer belangrijke vraag als we gerust en zeker willen zijn dat de geest met wie we gemeenschap hebben daadwerkelijk de Heilige Geest is.
John Owen wijst vier manieren aan waarin de Geest en de slang te onderscheiden zijn:
1. De leiding van de Geest is regelmatig
Dat betekent volgens de ‘regulum’, de regel van de Schrift. De Geest werkt niet op zo een manier in ons dat Hij ons een nieuwe leefregels geeft, maar om ons de regel die in de Schrift is vervat te helpen begrijpen en toe te passen. Dus de fundamentele vraag die gesteld moet worden over iedere vorm van leiding is deze: is deze werkwijze in overeenstemming met het Woord van God?
2. De bevelen van de Geest zijn niet zwaar
Ze zijn in harmonie met het Woord en het Woord is in harmonie met de gelovige als nieuwe schepping. De christelijke gelovige die zich bewust onderwerpt aan het Woord zal vreugde vinden in het gehoorzamen van dat Woord, zelfs als de weg van de Heere voor ons gemarkeerd is met worsteling, pijn en zorg. Het juk van Christus past ons goed; Zijn last vernietigt nooit de geest (Mattheüs 11:28-30).
3. De werkingen van de Geest zijn ordelijk
Net zoals het verbond van God geordend is in alle dingen en zeker, (2 Samuel 23:5) zo ook de beloofde gave van dat verbond, de inwoning van de Geest. Deze is ordelijk in de wijze waarop Hij met ons omgaat. Rusteloosheid is geen teken van omgang met de Geest, maar van activiteit van de boze. Misschien had Owen specifieke leden van zijn gemeente in gedachten toen hij schreef:
We zien sommige arme zielen in zulke gebondenheid dat zij heen en weer gejaagd worden in de zin dat ze moeten voldoen aan het genoegen van Satan. Ze moeten van het een naar het andere rennen en over het algemeen negeren ze wat ze zouden moeten doen. Wanneer ze aan het bidden zijn, zouden ze eigenlijk het werk van hun roeping moeten doen. En wanneer ze aan het werk zijn, worden ze verleidt om niet alles aan de kant te leggen en tot gebed over te gaan. Gelovigen weten dat dit niet van de Geest van God is, die “alles op zijn tijd mooi maakt”.
4. De Geest is gericht op de verheerlijking van God
De ‘werkingen’ of ‘ingevingen’ van de Geest, zo zegt Owen, zijn er altijd op gericht om God te verheerlijken naar Zijn Woord. Hij brengt het onderwijs van Jezus in onze gedachten; Hij verheerlijkt de Redder; Hij stort in onze harten een diepgaande gewaarwording van de liefde van God voor ons. Hoe werkt de Geest in de gelovige? De Geest komt tot ons als een garantie, belofte en onderpand van onze uiteindelijke verlossing. Hij is hier en nu de voorsmaak van de toekomstige heerlijkheid. Maar Zijn aanwezigheid is ook een indicatie van de onvolmaaktheid van onze huidige geestelijke ervaring.
Owen schrijft hier in scherp contrast met degenen die spraken van de bevrijding van de inwonende zonde en strijd door de vrijheid van de Geest. Juist omdat Hij de eersteling is en nog niet de laatste oogst, is de inwoning van de Geest ook in zekere zin de oorzaak van het kreunen van de gelovige: ‘Wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wij zelf zuchten in onszelf, in de verwachting van de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam.’ (Romeinen 8:23)
De aanwezigheid van de Geest geeft ons al een voorsmaak van de toekomstige heerlijkheid, maar schept tegelijkertijd in ons een gewaarwording van de onvolmaaktheid van onze huidige geestelijk ervaring. Dit is, volgens Owen, hoe gemeenschap met de Geest – Bijbels begrepen – vreugde geeft in het leven van de gelovige, maar ook een diep besef dat de volheid van vreugde er nog niet is.