19 september 2019

Een Bijbels pleidooi voor Bijbelverklarende prediking

Wat is Bijbelverklarende prediking? Een preek is verklarend als de inhoud en de bedoeling ervan worden beheerst door de inhoud en de bedoeling van een bepaalde passage uit de Schrift. De prediker zegt wat er in de tekst staat, en hij is van plan om met zijn prediking bij zijn toehoorders precies datgene te bereiken wat God wil bereiken door de gekozen passage van Zijn Woord.

Prediker, stel je voor dat God in de kerk zit terwijl je preekt. Wat zal de uitdrukking op Zijn gezicht zijn? Zal het zeggen: ‘Dit is helemaal niet wat Ik met deze passage bedoel.’ Of zal het zeggen: ‘Ja, dat is precies wat Ik bedoel’.

Het Bijbelse pleidooi voor Bijbelverklarende prediking begint met het verband tussen de gave van predikers aan de kerk door de opgevaren Christus (Ef. 4:11) en het Bijbelse bevel voor predikers om ‘het Woord te prediken’ (2 Tim. 4:2). Zij die preken, moeten hun Bijbel preken.

De prediking van het Woord

Misschien is het boek Handelingen wel de beste plaats om de legitimiteit van de prediking en de prediking van het Woord aan te tonen. In Handelingen is de term ‘het Woord van God’ een afkorting die regelmatig wordt gebruikt om de inhoud van de apostolische prediking aan te duiden. In Handelingen 6:2 zeggen de apostelen bijvoorbeeld: Het is niet behoorlijk dat wij nalaten het Woord van God te verkondigen om de tafels te dienen (zie ook Handelingen 12:24; 13:5, 46; 13:5, 46; 17:13; 18:11.) Deze zin komt ook vaak voor als ‘het Woord van de Heere’ (8:25, 13:44; 15:35-36; e.a.) en wordt niet zelden verkort tot ‘het Woord’ (vgl. 4,29; 8:4; 11:19). In het boek Handelingen wordt de apostolische prediking duidelijk en consistent geïdentificeerd met het ‘woord van God’.

Terwijl de inhoud van de apostolische prediking het goede nieuws is van verzoening met God door Christus Jezus, wordt die boodschap bijna altijd door middel van een uiteenzetting van de oudtestamentische Schrift overgebracht en verklaard. In de tijd van het Nieuwe Testament betekent preken dus het preken van het ‘Woord van Goden een essentieel onderdeel van deze prediking is de uitleg van het Oude Testament. Dit leidt weer tot de conclusie dat de Schriften van het Oude Testament onderdeel moeten uitmaken van ‘het Woord’ dat gepreekt moet worden, een conclusie die zowel door directe (bijv. 2 Tim 3:16; Rom 3:2) als indirecte bewijzen (bijv. Rom 15:4) in het Nieuwe Testament bevestigd wordt.

Wat is ‘het Woord’?

Dit ‘Woord’ is dus het onderwijs over Jezus, zoals verwacht in het Oude Testament en nu uitgelegd in de apostolische prediking. Dit is het woord dat ‘gesproken’ (Handelingen 4:29), ‘verkondigd’ (13:5) en ‘ontvangen’ (17:11) is als ‘het Woord van God’. Dezelfde identificatie vinden we terug in alle brieven van Paulus. Zonder aarzeling noemt hij de boodschap die hij verkondigt ‘het Woord van God’ (2 Kor 2:17, 4:2; 1 Thess. 2:13) of gewoon ‘het Woord’ (Gal. 6:6).

Zelfs in de context van de opdracht van Paulus aan Timotheüs om ‘het Woord te prediken’ is er een bevestiging van deze identificatie tussen het preken en het preken van het Woord van God. Timotheüs zou onmiddellijk geweten hebben wat Paulus met ‘het Woord’ bedoelde. Zoals het eigen leven van Timotheüs onderstreept, gaat het zowel om de ‘heilige Schriften’ als om de apostolische boodschap – ‘blijft u echter bij wat u geleerd hebt en waarvan u verzekerd bent, omdat u weet van wie u het geleerd hebt’ (2 Tim. 3:10-17).

Uit dit alles moeten we de volgende conclusie trekken. Het ‘Woord’ dat we moeten preken is de leer van de waarheid die bestaat uit het Oude Testament en de apostolische leer over Christus, dus het Nieuwe Testament.

Het is dus gepast om het ‘Woord’ gelijk te stellen met onze Bijbels. Dit is wat degenen die door God als ‘predikers’ aangesteld zijn moeten onderwijzen. Het is onze taak om ‘het Woord’ te verkondigen dat God heeft gesproken, wat bewaard is in de Schrift en aan ons is toevertrouwd. Het geestelijk leven van Gods volk hangt af van dit Woord (Deut. 8:3). Daarom heeft een jonge herder de opdracht om ‘bezig te blijven met het voorlezen, met het vermanen, met het onderwijzen’ (1 Tim 4:13). Als deze opdracht vandaag de dag enige zeggingskracht heeft, en dat heeft het, dan kan er voor onze prediking uiteindelijk maar één bron zijn: onze Bijbel.

Hoe ziet dit er in de praktijk uit? In onze preekvoorbereiding zien we onszelf dan bepaalde passages van Gods Woord nemen en deze vervolgens zorgvuldig bestuderen, zodat we ‘juist met het Woord van de waarheid omgaan’. Op de preekstoel lijkt het op wat we in Nehemia 8:9 voor ons zien: ‘Zij lazen uit het boek voor, uit de wet van God, gaven uitleg en verklaarden de betekenis, zodat men de voorlezing begreep.’ God heeft ons zowel de bedoeling doorgegeven als de belofte gedaan om dit soort prediking te gebruiken om een van Zijn grote doelen te bereiken – het vergaderen en opbouwen van Zijn volk.

Meer toerusting