7 oktober 2020

De verschrikking van de hel zal de hemelse vreugde niet bederven

Als we eerlijk zijn, kunnen velen van ons de gedachte van een goddelijk oordeel nauwelijks verdragen.

We kunnen oprecht geloven in de Bijbel. We kunnen de realiteit (en rechtvaardigheid) van Gods toorn en van een eeuwige hel erkennen. En toch proberen we meestal het onderwerp te vermijden. In zekere zin tolereren we Gods oordeel, maar het is ons instinct om ons ervan af te wenden. Diep van binnen kunnen we ons er een beetje voor schamen. We vieren dan wel Jezus’ zelfopoffering aan het kruis, maar praten zo min mogelijk over de hel, zelfs als we het evangelie delen.

Op een dag echter zullen we onze vreugde vinden in Gods gerechtigheid en Zijn machtige oordeel. Dat lijkt onvoorstelbaar – laat staan de gedachte dat we Hem daarvoor zouden prijzen, zelfs nu al.

Toorn heroverwegen

Maar als we de hel vermijden, missen we diepere en bredere vergezichten op de heerlijkheid van God. Dan zien we belangrijke facetten van Wie God is over het hoofd, zwakken we bepaalde aspecten af of verwaarlozen ze.

Een van de meest aanstootgevende beweringen van het christendom vandaag de dag is de toorn van God en de realiteit van het goddelijke oordeel. Tim Keller spreekt hierover in zijn boek In alle redelijkheid, geschreven voor sceptici (en relevant voor ons allemaal). Hij stelt dat het christendom, als het waar is, wel aanstootgevend zou moeten zijn op een zeker punt en ons denken daar zou moeten scherpen. Misschien is dat punt wel de christelijke leer van het goddelijke oordeel.

Wat als onze terughoudendheid over het goddelijk oordeel onze vreugde in God eigenlijk uitholt, in plaats van deze behoudt?

Wat als onze terughoudendheid over het goddelijk oordeel onze vreugde in God eigenlijk uitholt, in plaats van deze behoudt? Geen normaal mens wordt natuurlijk warm van het vooruitzicht van ongelovige geliefden, die voor eeuwig te maken krijgen met Gods almachtige toorn. Maar als we Gods openbaring van Zichzelf in de Schrift volgen, zullen velen van ons meer vreugde vinden in God. Niet alleen in Zijn liefde en genade, maar ook in Zijn toorn en gerechtigheid. Er zijn vele voorbeelden te noemen, maar overdenk voor dit moment de volgende twee.

Oordeel en vreugde bij de Exodus

In Exodus 14 stond het volk van God met de rug tegen de muur bij de Rode Zee. Zo konden ze het leger van de Farao al aan zien komen. Ze leken in de val te zitten en paniek gonsde door de groep. Temidden van hun grote angst beloofde Mozes: ‘De HEERE zal voor u strijden’ (Exodus 14:14). Toen het leger van de Farao dichterbij kwam,

Verliet de Engel van God, Die vóór het leger van Israël uit ging, Zijn plaats en ging achter hen aan. Ook de wolkkolom verliet de plaats vóór hen en ging achter hen staan. Hij kwam tussen het leger van Egypte en het leger van Israël. (Exodus 14:19-20)

God toont Zijn aanwezigheid in de wolkkolom en gaat tussen Zijn volk en hun vijand in staan. Dit is een oorlogsdaad. Hij stapt naar voren om de Zijnen te beschermen. Hij zet Zichzelf in het midden. Hij zegt in feite dat Hij dit gevecht op Zich neemt. Hij zal Zijn volk beschermen tegen hun aanvallers. Laat die Egyptenaren maar aan Hem over.

Goddelijke strijder

Nadat God de zee heeft gescheiden, bereiken de Israëlieten de overkant. De Egyptenaren komen achter hen aan, maar God beëindigt de strijd met angstaanjagende kracht:

Het gebeurde bij het aanbreken van de dag, dat de HEERE in de vuur- en wolkkolom neerzag op het leger van de Egyptenaren, en Hij bracht het leger van de Egyptenaren in verwarring. Hij liet de wielen van hun wagens wegzakken en liet ze met moeite vooruitkomen. Toen zeiden de Egyptenaren: Laten wij voor Israël vluchten, want de HEERE strijdt voor hen tegen de Egyptenaren. (Exodus 14:24-25)

Goddelijke toorn dient goddelijke liefde. Zo overwint de liefde.

Mozes strekt zijn hand uit en het water keert terug naar zijn normale loop. Exodus 14:27 meldt: ‘De HEERE stortte de Egyptenaren midden in de zee.’ God heeft inderdaad voor hen gevochten. Hij nam hun strijd op Zich. Hij vernietigde hun onderdrukkers volledig. Daarom breken ze uit in lofprijzing om hun God te vieren, ‘want Hij is hoogverheven’ (Exodus 15:1). Ze zingen: ‘De HEERE is een Strijder, HEERE is Zijn Naam’ (Exodus 15:3).

Exodus 14-15 zal niet de laatste keer zijn dat we God zien als een goddelijke strijder tegen de vijanden van zijn volk (zie ook Deuteronomium 1:30; 3:22; 20:4; Jozua 23:10; 2 Kronieken 20:17; 32:8; Psalm 35:1; Jesaja 30:32; 31:4; Zacharia 14:3). Maar let toch in het bijzonder op de uittocht. In dit verhaal is God niet alleen een ‘Strijder’, maar Zijn volk prijst hem er ook voor. Ze krimpen niet ineen. Ze schamen zich niet. Sterker nog, ze zijn zelfs blij met Zijn toorn! Ze zingen. Ze dansen zelfs (Exodus 15:20). Waarom? Omdat Hij hun onderdrukkers heeft vernietigd.

Toorn dient liefde

Het volk viert Gods liefde (Exodus 15:13) – maar niet alleen Zijn liefde. Ze vieren ook Zijn woede tegen hun vijanden. Ze genieten de bescherming van Zijn toorn:

Uw rechterhand, HEERE,
was heerlijk in macht;
Uw rechterhand, HEERE,
verpletterde de vijand.
In Uw grote majesteit wierp U terneer wie tegen U opstonden.
U zond Uw brandende toorn,
die hen als stoppels verteerde. (Exodus 15:6-7)

Gods vijanden zijn het voorwerp van Zijn welverdiende oordeel. Tegelijkertijd, in dezelfde gebeurtenis, is het volk van God het voorwerp van Zijn onverdiende liefde. De vertoning van Gods toorn ten opzichte van de Egyptenaren maakt Zijn standvastige liefde bekend aan Zijn volk. Hij mag hun slechte behandeling dan wel een tijdje geduldig doorstaan, maar uiteindelijk dwingt Zijn liefde tot gerechtigheid tegen de goddelozen. Goddelijke toorn dient goddelijke liefde. Zo overwint de liefde.

Oordeel en vreugde aan het einde

We kijken echter niet alleen terug naar de uittocht, maar ook vooruit naar het eindoordeel. Er vloeit meer bloed in de bladzijden van Openbaring dan waar dan ook in de Schrift. En toch, wat is de bepalende teneur van Gods volk van begin tot eind? Zij aanbidden (Openbaring 4:10; 5:14; 7:11; 11:16; en meer). Hun vreugde in God stroomt over in lofprijzing.

Gods afschuwelijke oordelen vallen een voor een op de goddelozen. Maar de kwellingen van de verdoemden doen niets af aan de vreugde van de heiligen in de hemel. Gods oordelen inspireren zelfs de lof van Zijn volk. Zij verheugen zich, omdat ze zichzelf de ontvangers weten van Zijn genade. Maar zij, die in hun rebellie tegen hun Maker volharden, ontvangen geen genade meer. Op hen daalt Gods gerechtigheid neer.

De dag komt dat Gods oordeel zal vallen op de goddelozen en dat het volk van God zich daarover zal verheugen.

De wolken wijken en we kijken de hemel in. Daar zien we martelaren schreeuwen om gerechtigheid: ‘Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen?’ (Openbaring 6:10). We horen een oproep van een engel om te aanbidden, ‘want het uur van Zijn oordeel is gekomen’ (Openbaring 14:7). We horen weer een ‘lied van Mozes’, waarin de heiligen in de hemel verkondigen: ‘Alle volken zullen komen en U aanbidden, want Uw oordelen zijn openbaar geworden’ (Openbaring 15:4).

Oordeel tegen hen, voor U

De aanbidding van de hemelse menigten prijst de rechtvaardigheid van Gods oordelen:

U bent rechtvaardig, Heere, Die is en Die was en Die zal zijn,
dat U dit oordeel geveld hebt.
Aangezien zij het bloed van de heiligen en van de profeten vergoten hebben,
hebt U hun ook bloed te drinken gegeven,
want zij verdienen het. (Openbaring 16:5-6)

De hemelse lofprijzingen bereiken hun hoogtepunt in Openbaring 18 en 19 als de goddelozen definitief vernietigd worden. Gods oordeel toont Zijn macht voor de ogen van Zijn aanbidders (Openbaring 18:8), en de verwoesting van Babylon roept Zijn heiligen op om te aanbidden:

Verblijd u over haar, hemel,
heilige apostelen en profeten,
want God heeft uw vonnis aan haar voltrokken. (Openbaring 18:20)

‘Uw vonnis,’ dat wordt gezegd tegen de heiligen. De goddelijke oordelen tegen de goddelozen zijn voor jou. Er wordt gerechtigheid gedaan voor jou.

Halleluja’s over de hel

De climax komt in Openbaring 19:1-6. Op het hoogtepunt van Gods oordeel breekt Zijn volk uit in vier halleluja’s (verzen 1, 3, 4 en 6) – de enige vier in dit boek gericht op de aanbidding van de hemel. Waarom halleluja? Gods volk prijst Hem voor het oordeel waardoor Hij hen redt:

Halleluja, de zaligheid, de heerlijkheid, de eer en de kracht zij aan de Heere, onze God. Want Zijn oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig, omdat Hij de grote hoer geoordeeld heeft, die de aarde te gronde gericht heeft met haar hoererij, en omdat Hij het bloed van Zijn dienstknechten aan haar gewroken heeft. (Openbaring 19:1-2)

De verschrikkingen van de hel zullen de vreugde van Jezus’ bruid niet bederven.

Dan roepen ze opnieuw: ‘Halleluja’ en verklaren: ‘En haar rook stijgt op in alle eeuwigheid’ (Openbaring 19:3).

De dag komt dat Gods oordeel zal vallen op de goddelozen en dat het volk van God zich daarover zal verheugen (zie ook Psalm 48:12; 58:11; 96:11-13). Dan zullen we volledig weten wat we nu misschien maar gedeeltelijk weten en voelen.

Hoe zit het met de goddelozen die we liefhebben?

De eeuwige vernietiging van de goddelozen zal ons niet belasten. Integendeel, het zal onze eeuwige, steeds toenemende vreugde in de Almachtige God opwekken. Maar dat betekent niet dat we die vreugde nu al ten volle ervaren.

Jezus Zelf weende over het verloren gaan van Jeruzalem (Mattheüs 23:37). Paulus kende deze waarheden beter dan welke christen dan ook. Hij schreef over zijn ‘grote droefheid en onophoudelijke angst’ voor zijn ongelovige ‘verwanten wat het vlees betreft’ (Romeinen 9:3). Toch was hij in hetzelfde hoofdstuk in staat om zich in verwondering te uiten voor God: ‘En is het niet zo dat God, omdat Hij Zijn toorn wilde bewijzen en Zijn macht bekendmaken, met veel geduld de voorwerpen van Zijn toorn, voor het verderf gereedgemaakt, verdragen heeft? En dat met het doel om de rijkdom van Zijn heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van Zijn ontferming, die Hij van tevoren bereid heeft tot heerlijkheid?’ (Romeinen 9:22-23). Paulus kon zulk verdriet en zulke heerlijkheid bij elkaar houden. Dat geeft ons een indruk van wat onze zielen in staat zouden kunnen zijn, zelfs al in dit leven.

De verschrikkingen van de hel zullen de vreugde van Jezus’ bruid niet bederven. Nu in deze desoriënterende tussenperiode lijkt het ons onvoorstelbaar. Maar de beslissende en eeuwige vertoning van Gods gerechtigheid en macht in de eeuwige vernietiging van de goddelozen zal de lof en de vreugde van Gods volk opwekken.

Vreugde op het einde – en nu

We kunnen werkelijk eeuwige vreugde vinden in de God van eeuwige toorn. We zouden zelfs niet in staat zijn om eeuwige, steeds toenemende, steeds diepere vreugde te vinden in God, als Hij onrechtvaardig was. Diep van binnen weten we allemaal dat we geen God willen Die geen toorn en kracht heeft. We willen geen God Die de goddelozen steunt of ze gewoon laat gaan als ze hun uiteindelijke aanval op God en Zijn volk inzetten. Uiteindelijk willen we geen God Die lijdzaam toekijkt en Zijn volk niet genoeg liefheeft om het te beschermen tegen het kwaad.

Uiteindelijk zullen de grijstinten verdwijnen. Dan zullen degenen die buiten Christus staan geopenbaard worden voor wie ze zijn: rebellen tegen hun Schepper. Haters van de God Die wij liefhebben. Verafschuwers van de Christus Die wij aanbidden, en van Zijn bruid. Er is een alles-of-niets oorlog gaande om de kosmos, en we hebben die genegeerd tot ons eigen gevaar.

Nu zijn we misschien niet in staat om te zien hoe de eeuwige vernietiging van de goddelozen op een dag een reden tot vreugde zal zijn. Maar dat betekent niet dat we voor altijd niet in staat zullen zijn. Zelfs in deze tijd kunnen we al groeien en rijpen. En wat we nu niet kunnen voelen, zullen we snel genoeg kunnen. Als het niet hier en nu is, dan toch zeker in de toekomende eeuw. We zullen niet ineenkrimpen. We zullen ‘halleluja’ uitroepen. We zullen de waarheid niet vermijden, maar ons er in verheugen. We zullen ons niet meer afvragen hoe deze dingen zo kunnen zijn. We zullen het weten, en we zullen aanbidden.

Meer toerusting