24 maart 2024

We hebben een
zachtmoedige Koning

Jodocus Nahum (ca. 1560-1597) was een van de beste studenten van Caspar Olevianus. Nahum was predikant bij Jan van Nassau en later docent in Herborn. Wat hieronder volgt is een gedeelte van een Palmzondagpreek van Nahum over Zacharia 9:9-12:

Dit moet een ware vreugde in ons opwekken en alle treurigheid en vrees uit ons hart verdrijven: onze Koning is zachtmoedig en laat die zachtmoedigheid in al Zijn daden zien. Zijn zachtmoedigheid wordt zichtbaar in het roepen van arme zondaren, in het regeren en tuchtigen van Zijn onderdanen, in Zijn ijver om gevallen zondaren weer tot de orde te roepen en ook daarin dat Hij hen weer aanneemt. Hoe vriendelijk, lieflijk en aangenaam zijn toch Zijn woorden! ‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven’ (Mattheüs 11:28). ‘Zo waar Ik leef, (…) Ik vind geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft!’ (Ezechiël 33:11). ‘Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken’ (Johannes 7:37). ‘En wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen’ (Johannes 6:37).

Toen Hij op aarde was, zocht Hij alle gelegenheid om zondaren te bekeren: Hij at en dronk met tollenaars, om die armzalige mensen door vriendelijke omgang tot zich te lokken.

Toen de Joden Hem verwierpen, hoeveel heeft Hij niet geprobeerd wat tot hun zaligheid zou kunnen dienen? Wat was Hij daarin zachtmoedig! De Joden deden alles vanuit een vijandig hart, maar onder tranen zoekt Hij hun heil en welzijn. Toen Hij volgens de profetie van Zacharia Jeruzalem wilde binnengaan en er dichtbij kwam en de stad zag, weende Hij over haar en zei: ‘Och, dat u ook nog op deze uw dag zou onderkennen wat tot uw vrede dient!’ (Lukas 19:42). Toen Hij op aarde was, zocht Hij alle gelegenheid om zondaren te bekeren: Hij at en dronk met tollenaars, om die armzalige mensen door vriendelijke omgang tot zich te lokken (Mattheüs 9:11; Lukas 15:2; 19:5). ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren is’ (Lukas 19:10). Tegen die afvalligen en zondaars had Hij in Zijn woorden en daden net zo goed scherp en streng kunnen zijn. Maar omdat scherp en streng zijn mensen meestal alleen maar bang maakt en mensen in hun ellende nog verder bij Hem vandaan houdt, heeft onze Heere Christus veel liever zachtmoedigheid willen gebruiken om zo de mensen tot zich te lokken en uit te nodigen om dicht bij Hem te komen.

Daarom zijn dit zulke troostrijke woorden: ‘Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig’ (Mattheüs 21:5). Het is alsof Hij wil zeggen: je bent van Christus, je Koning, naar de duivel afgevallen en hebt hem gekozen en als heer over je aangesteld. Onze Heere Christus zoekt de onderdanen van Zijn rijk echter weer op. Daarom is Hij, naar het raadsplan van Zijn Vader, hier op aarde gekomen om jou uit de macht van de duivel te verlossen en weer een onderdaan van Hem te maken. Hoewel je vanwege je afval zware straffen hebt verdiend, hoef je toch niet te vrezen of bang te zijn. Deze Koning is immers niet gekomen om je te straffen, maar om je van de pijn van de hel te verlossen en je weer met God te verzoenen. Hij is immers een zachtmoedige en barmhartige Koning. Andere koningen dwingen hun afvallige onderdanen gewapenderhand, onder bedreigingen en met wreedheid weer tot gehoorzaamheid. Daarom jaagt de komst van zo’n koning afvallige onderdanen veel schrik aan. Maar God wil dat wij, afvallige en weerspannige onderdanen, blij zijn met de komst van onze Koning en ons weer gewillig onder Zijn heerschappij voegen. Want Hij zal aan al onze zonden niet meer gedenken en al onze ongerechtigheden, waarmee we Hem hebben vertoornd, in de diepten van de zee werpen (Jeremia 31:34; Micha 7:19).

Zo wordt Zijn zachtmoedigheid al gelijk bij onze roeping zichtbaar. Nadat Hij ons daardoor heeft teruggehaald en weer aan Zijn rijk heeft onderworpen, regeert Hij ons met een nog veel grotere zachtmoedigheid. Daarom zegt Hij zelf in Zacharia dat Hij Zijn kudde met de staf van de liefelijkheid en de staf van de zachtmoedigheid regeert (11:7, 10). Hoe zou een goede herder zijn schapen ook met harde hand kunnen regeren? We weten wel dat Christus onze Herder is, door God zelf naar ons gestuurd, naar Zijn kudde. Laten we daarom luisteren naar wat Hijzelf Zijn kudde bij Ezechiël belooft: ‘Ze zullen daar neerliggen in een goede weideplaats en ze zullen grazen in de voortreffelijkste weide op de bergen van Israël’ (34:14).

Hier komt nog bij dat de heilige Schrift onze Koning het Hoofd van de gemeente noemt en ons Zijn leden (1 Korinthe 12:12; Efeze 5:23). Wat kan er nu een manier van regeren zijn die zachter en lieflijker is dan de manier waarop het hoofd de andere leden van een lichaam regeert? Het hoofd wil altijd het beste voor zijn ledematen en weert alles af wat de ledematen schade kan toebrengen. Zo is ook Christus de Behouder van Zijn lichaam (Efeze 5:23).

Christus zoekt verlorenen, niet om te straffen maar om te redden, met oneindige liefde en genade.

Christus regeert ons met Zijn Woord en wel met name met het evangelie en door Zijn Heilige Geest. Wat is het evangelie anders dan een zachte en vrolijke boodschap? Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van hen die vrede en het goede verkondigen (Jesaja 52:7; Romeinen 10:15)! En door wat voor Geest worden we geregeerd? Is het niet de Geest van genade, van aanneming tot kinderen, van zachtmoedigheid en geduld, onze Bijstand en Trooster, wanneer we treurig en terneergeslagen zijn (Zacharia 12:10; Johannes 15:26; 16:7; Romeinen 8:15)? Wat een vreugde en welgevallen deze Geest in zachtmoedigheid heeft, blijkt wel daaruit dat Hijzelf in de gelovigen vrede, gedulde en zachtmoedigheid werkt (Galaten 5:22). Hij wil ook dat iemand die onverhoeds een overtreding heeft begaan, in een geest van zachtmoedigheid wordt terechtgewezen (Galaten 6:1).

Hoewel we door God krachtig worden geroepen en Hij ons door Zijn Woord en Heilige Geest regeert, gebeurt het door onze verdorven natuur toch vaak dat we onze Koning en Heere beledigen. Om de eer van onze Koning en om ons eigen welzijn is het daarom noodzakelijk dat Hij ons straft en het kruis oplegt. Maar wat is Hij ook midden in deze tuchtiging zachtmoedig en vriendelijk! Hij is immers onze Vader, hoe zou Hij ons dan kunnen haten? We zijn immers Zijn kinderen? Hoe zachtmoedig en vol van genade zijn ook deze woorden: ‘Als hij zich misdraagt, zal Ik hem terechtwijzen met een stok als van mensen en met slagen als van mensenkinderen. Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken’ (2 Samuel 7:14-15). Hij verlaat Zijn kinderen slechts voor een klein ogenblik, maar in grote barmhartigheid brengt Hij hen weer bijeen en met eeuwige goedertierenheid ontfermt Hij zich over hen (Jesaja 54:7-8). Hij doodt en maakt levend, Hij doet in het graf neerdalen en Hij doet daaruit opkomen, Hij geneest en verbindt ons (1 Samuel 2:6; Hosea 6:1). Het gebeurt vaak dat een herder het schaapje dat van de kudde afdwaalt, met zijn staf slaat en verwondt. Maar Hij verbindt het gebrokene en versterkt het zwakke (Ezechiël 34:16). Hoe groot is dus de goedheid van onze Koning dat Hij door zo’n tuchtiging niet hun ondergang, maar hun eeuwige heil en zaligheid zoekt! ‘Maar als wij geoordeeld worden, worden wij door de Heere bestraft, opdat wij niet met de wereld veroordeeld zouden worden’ (1 Korinthe 11:32).

Onze Koning en Herder bewijst Zijn zachtmoedigheid verder ook doordat Hij Zijn losgeslagen onderdanen weer op de rechte weg en Zijn verdwaalde schaapjes weer bij Zijn kudde brengt. Hoe groot is Zijn ijver in het zoeken van de verloren schapen! Als Hij hen vindt, hoe groot is dan Zijn vlijt om hen van hun dwaalweg weer terug te brengen! Hoeveel vriendelijkheid en zachtmoedigheid gebruikt Hij als er eentje weerspannig is, om hem toch van de weg naar het verderf af te houden! Is dit geen teken van een buitengewoon grote zachtmoedigheid dat Hij een afgedwaald schaap op Zijn schouders neemt en weer naar huis draagt (Mattheüs 18:12; Lukas 15:5) en dat Hij de zondaar die zich bekeert, genade belooft en door middel van een eed van Zijn gunst verzekert (Ezechiël 33:11)? Hoe vol van verlangen is toch de stem van onze Koning als Hij ons terugroept naar de rechte weg: Bekeer je toch van je slechte wegen, huis van Israël, want waarom zou je sterven (Ezechiël 33:11)?

David had echtbreuk begaan en een moord gepleegd, maar als hij zich bekeert, met hoe grote vreugde neemt de Heere hem weer in genade aan (2 Samuel 12:13)! Petrus verloochende Christus wel drie keer en Thomas wilde niet geloven dat de Heere uit de dood was opgestaan, maar met hoeveel zachtmoedigheid brengt Hij hen weer op de rechte weg en neem Hij hen weer in genade aan (Johannes 20:17; 21:15-16)! Wat wilde Christus ons anders leren met de gelijkenis van de verloren zoon? Die had zijn vader verlaten en alles erdoor gejaagd, maar wordt uiteindelijk met vreugde weer in genade aangenomen (Lukas 15:22). Onze Heere zal een geknakt riet niet volledig breken en een walmende vlaspit niet doven (Jesaja 42:3; Mattheüs 12:20). Nee, het zwakke raapt Hij barmhartig op, Hij versterkt wie wankelt in het geloof. Mensen in wie Hij nog maar een vonkje waar geloof ziet dat dreigt te sterven, onderhoudt Hij en Hij wekt hen op. Want een verslagen hart zal Hij niet verachten of afwijzen (Psalm 51:19; Jesaja 57:15; 66:2).

Christus wordt dus niet zonder oorzaak een Lam genoemd. Hij heeft laten zien dat Hij de aard van een lam bezit, toen Hij als een lam ter slachting werd geleid en werd geofferd. Hij deed tegen Zijn moordenaars Zijn mond niet open, maar heeft geduldig en vrijwillig alles geleden (Jesaja 53:7). Dat Hij de aard van een lam bezit, openbaart Hij ook door tegen velen zachtmoedig te zijn en niemands verderf, maar ieders zaligheid en heil te zoeken.

Bron: Jodocus Nahum, Postilla (1609), 447-451. Vertaling Kees de Wildt.

Meer toerusting