2 juli 2018

Wat ik leerde van mijn fietslamp

door:

Tags: , ,

Hoog tijd voor een grote beurt bij de fietsenmaker. Mijn zadel bestaat meer uit gat dan zadel en mijn snelbinders hangen als een stel verlepte lianen over mijn al maanden verbogen bagagedrager. Sinds deze week is ook mijn voorlicht nog eens kapot gegaan. Overigens, de fiets rijdt nog wel.

Trouwens, over dat voorlicht: misschien ben ik een beetje negatief. Het is namelijk zo dat de lamp nog wel licht geeft, maar dat het hele geval afgebroken is. Ik kan er voor kiezen om de lamp aan een lang stroomdraad naast mijn voorwiel te hangen of ik kan ‘m in een gat kwijt. Dat laatste lijkt me de beste optie, gezien de spaken een voortdurend gevaar vormen voor optie 1.

Echter, die laatste optie heeft wel een consequentie. Mijn voorlicht straalt alle kanten op, behalve de goeie. Of hij schijnt naar links óf hij schijnt naar rechts. Maar in geen geval krijg ik de lichtstraal recht vooruit.

Ach, dacht ik, zijn we zelf niet ook als zo’n fietslicht. We willen met z’n allen best een beetje schijnen. Dat is het punt niet. In de kerk, op de zondagschool, op de catechisatie, in een goed gesprek met een vriend of op de EO jongerendag, we ontsteken daar graag een lampje.

Maar zodra God van ons vraagt om in de wereld een licht te zijn, zijn we niet thuis. We willen liever niet te veel opvallen. We schijnen wel wat naar links of naar rechts, maar waar ons licht juist het hardst nodig is, valt een diepzwarte schaduw.

Als je er nu achterkomt dat je om een beurt moet, laat gelijk je zadel – je basis – even nakijken. Wie zelf niet stevig zit, kan hard vallen. En zorg er ook voor dat je bagagedrager sterk genoeg is om iemand mee te kunnen nemen.

Ik luister nog eens goed naar de woorden van Jezus. Hij zegt: ‘U bent het licht van de wereld. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.’

Meer toerusting