18 april 2023

Jouw God is dood!

Jouw God is dood. Geloof jij in een Man die opstond uit de dood? Ik kijk de wereld in de ogen, zie haar triomfantelijke, spottende blik. Het voelt bij tijde dwaas mij hieraan vast te houden. Toch belijden christenen dit al eeuwen. De christenen uit de vroege kerk riepen het elkaar zelfs toe op de Paasmorgen: ‘Hij is werkelijk opgestaan!’ Hoe kán dat, dat al die mensen voor mij, dit hebben beleden? Wat is hun geheim om in een wereld die ze vervolgt en uitlacht, toch te geloven in deze opgestane Jezus?

‘Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem.’

Terwijl ik de vraag stel, weet ik het: ik weet het als ik mijn bijbel open en meekijk door de ogen van de evangelieschrijvers. Want daar zie hoe dat geheim voor mijn ogen wordt ontrafeld. Ik zie daar hoe de Zoon van God, Die laat zien hoeveel God van de wereld houdt, wordt verraden en Zijn oneerlijke rechtszaak als een zwijgend lam ondergaat. Dat terwijl de Romeinse soldaten een doornenkroon vlechten en op zijn hoofd drukken, Hem een mantel omdoen als een koning. Ik hoor hoe de menigte schreeuwt: ‘Kruisig Hem!’ terwijl Pilatus zijn handen wast in onschuld. Ik zie Hem de lange lijdensweg lopen en aan het kruis wordt genageld worden, terwijl het klinkt in de geschiedenis: ‘Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem.’ Ik hoor hoe Hij uiteindelijk roept: ‘Het is volbracht.’ Ik zie in het donker hoe ze het lichaam van Jezus in linnen doeken wikkelen en neerleggen in een graf waarin nog nooit iemand gelegd is.

Als ik daar zou stoppen en mijn ogen en oren zou sluiten, dan zou mijn God inderdaad dood en mijn geloof zinloos zijn. Dan zou de wereld alle recht hebben mij spottend aan te kijken en zou mijn ongeloof altijd winnen. Maar er is meer te zien. Daar in de ochtendschemering van de zondag, zie ik hoe vrouwen naar het lege graf komen en de woorden van de engel horen: ‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden? U zoekt Jezus de Nazarener, de Gekruisigde. Hij is opgewekt! Hij is hier niet; zie de plaats waar ze Hem gelegd hadden.’ Op de Paasmorgen staat Jezus Christus voor hen als de Levende. Dat alles ís in deze werkelijkheid gebeurt. Johannes, de discipel van Jezus, heeft het gezien en zegt: ‘En die het gezien heeft, die getuigt ervan, en zijn getuigenis is waar, en hij weet dat hij de waarheid spreekt, opdat … ook u gelooft.’ Eeuwenlang hebben christenen dit gelezen, gezien en hebben het dáárom beleden: Jezus is werkelijk opgestaan.

Maar, wie geloofd dít evangelie? Wie zegt het de christenen van alle eeuwen nog na, durft daar voor uit te komen? Luister, het is zelfs te horen op de meest onverwachtse plekken. Zo zat ik een aantal jaar geleden in een Rotterdamse tram. De tram is gevuld met allerlei culturen. De lente bomen vliegen voorbij mijn raam, de zon schijnt naar binnen. Maar die serene stilte wordt plotseling doorbroken door twee paar kinderstemmen. Een moeder die een kinderwagen duwt, waaraan twee kleuters zich vastklampen en joelend na elkaar stappen in. De jongen en het meisje nemen ergens in de tram onder verontrustend toeziend oog van hun moeder, hun plekje in.

‘Zo blij, zo blij, want Jezus woo-hoont in mij, zo blij, zo blij want Jezus woo-hoont in mij.’

Het is stil, maar plotseling zweeft er een lied door de tram heen: ‘Zo blij, zo blij, want Jezus woo-hoont in mij, zo blij, zo blij want Jezus woo-hoont in mij.’ Het zijn de twee kleuters. Ik glimlach verwonderd en ontroerd. De moeder kijkt mij verontschuldigend aan en zegt: ‘dat leren ze op school.’ De twee kinderen komen ondertussen tegenover mij zitten. Hun kleine handjes rusten in hun schoot, ze turen naar buiten en lijken even uit te rusten. Ik kan het niet laten en zet in: ‘Zo blij, zo blij!’ de twee kijken me verwonderd en grijnzend aan en vallen me bij: ‘want Jezus woo-hoont in mij!’ Vol verwachting vraag ik: ‘Kennen jullie nog meer liedjes?’ Hij knik enthousiast en zet direct in: ‘Weetje wel dat Jezus leeft, Jezus leeft, Jezus leeft,’ samen met zijn zusje val ik hem bij: ‘Hij is op gestaan, ze hadden Hem gekruisigd en in een graf gedaan, maar na drie donkere dagen is Hij weer opgesta-haan!’ De veelkleurige mensen in de trein luisteren mee, het paasevangelie wordt ze voor ogen geschilderd in kindertaal. Dat wat al duizenden wordt beleden, wordt nu beleden door twee kinderstemmen. Na een korte stilte begint het jongetje opnieuw te zingen: ‘Weetje wel dat Jezus leeft, Jezus leeft, Jezus leeft?!’

Dit evangelie, opgeschreven door de ooggetuigen van de Levende, vindt zijn weg tot en met een tram in Rotterdam, tot en met jou. Maar waarom vindt dit evangelie zijn weg naar mensen? Johannes zegt: ‘Maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam.’ Het doel is dat je gaat belijden: Christus is werkelijk opgestaan, ik heb leven in Zijn naam! – Wat zeg jij? ‘Tja, weet ik wel dat Jezus leeft? Kán ik dat wel weten?’ Zoek je Jezus bij de doden? In jezelf? In lege twijfels? Dit evangelie komt niet tot je om nadat je het hebt gehoord, stil te blijven maar om het te zien en te geloven en je te voegen bij de zingende kinderen van alle tijden en plaatsen, om vreugdevol te roepen tegen jezelf en de wereld: ‘Deze Jezus leeft!’

Straks ga je de wereld in, ze zal je aankijken en zeggen: ‘Jouw God is dood. Geloof jij werkelijk in een Man Die opstond uit de dood?’ Wat zeg je dan? Nadat je dit evangelie gezien en geloofd hebt, kun je niet anders dan zeggen: ‘Ik wéét dat mijn Jezus leeft. Ja, ik geloof dit met heel mijn hart en mijn verstand. De dood is dood. Mijn Jezus, Die mij met Zijn bloed heeft gekocht en voor al mijn zonden heeft betaald, leeft! Ik heb het zelf gezien en nu geloof ik het.’ De wereld die schreeuwt dat onze God dood is, wacht op déze melodie: ‘Christus leeft, Hij verrees uit de dood!’

 

Meer toerusting