23 oktober 2023

Harde klei en weinig kruimels

door:

Tags:

De kerkbank kraakte. Mijn hersens eveneens. Daar zat ik dan – ik weet niet meer hoe veel jaren geleden – in het oude, vertrouwde kerkgebouw. Opnieuw was er een Avondmaalsdienst. Opnieuw verweet ik mezelf dat ik me te weinig had voorbereid. Te weinig? Helemaal niet eigenlijk. Of ik drukte óf tegenzin óf vergeetachtigheid daarvan de schuld had moeten geven, weet ik niet eens. Maar het feit bleef staan: ik had me totaal niet voorbereid had op de ontmoeting met de Levende aan de Avondmaalstafel. Maar: hoe had ik dat eigenlijk überhaupt moeten doen?

Precies die vraag houdt me vandaag – enkele jaren later – opnieuw bezig. De voorbereidingsbijeenkomst van de gemeente kon ik dit keer niet bezoeken. Van mijn toch al minimale voorbereiding op het Avondmaal bleef deze week dus nu helemaal niets meer over. Ja, ik had nog even de Bijbel erbij gepakt om twee Bijbelgedeelten te lezen. Ja, ik had nog even een niet onbekende theoloog uit de kast getrokken om wat van zijn schrijfsels over het Avondmaal te lezen. Ja, ik had nog een kort gebed uitgesproken en ik was nog even stil geweest om aan de drie vragen uit het formulier te denken. Maar mocht dit alles op een lezer overkomen als een grondig voorbereidingsproces; ik moet hem of haar helaas uit de droom helpen. Het geheel had slechts enkele minuten geduurd. Alles deed ik vluchtig en halfslachtig, totdat ik het na enkele ogenblikken zat was en ik besefte dat ik eigenlijk geen idee had waar ik mee bezig was. Want voorbereiden op het Avondmaal: hoe moet je dat eigenlijk doen?

Menig lezer zou me wellicht verwijzen naar de drie vragen uit het Avondmaalsformulier. Maar eerlijk is eerlijk: ik wist eigenlijk niet wat ik met die vragen aan moest. Hoe lang moest ik precies aan mijn zonden denken? Kende ik die trouwens wel allemaal? En wat moest ik er eigenlijk bij voelen? Wist ik me oprecht vergeven door het geloof in Gods betrouwbare beloften, of zei ik daar misschien wel veel te snel ‘ja’ op? Kon ik, na al die vorige keren, nog volhouden dat ik ‘gezind ben voortaan met mijn hele leven waarachtige dankbaarheid aan God de Heere te bewijzen en oprecht te wandelen voor Gods aangezicht’?

En al zou ik ál die vragen goed kunnen beantwoorden, zou ik dán voldoende voorbereid zijn op een ontmoeting met de Allerhoogste? Ik denk het niet. Ik moet maar eerlijk bekennen dat ik eigenlijk totaal niet weet hoe ik mijzelf ‘op de juiste wijze’ moet beproeven. Ik weet trouwens heel véél niet. Wanneer mij bijvoorbeeld, als gevolg van de diagnose geloofsstrijd, het vaak voorgeschreven ‘credendumpilletje’ wordt aangereikt (Bijsluiter: ‘je moet het maar gewoon geloven’, credendum is Latijn voor ‘wat geloofd moet worden’), heb ik eigenlijk geen idee hoe ik het in moet nemen. ‘Gewoon geloven’, hoe dan? Of neem een ander veel gehoord advies ‘ja maar, je moet je er hart er wel voor openstellen’. Openstellen? Zit er dan een deurtje in mijn hart en hoef ik alleen maar de klink naar beneden te duwen? Ik heb ’m nog nooit gevonden.

Het strooigoed der christelijke clichés lijkt niet gauw zijn bodem te bereiken, maar hoe vaker ik het zie liggen, hoe minder ik het opraap. Gewoon geloven, je hart ergens voor openstellen, jezelf op de juiste wijze beproeven: het klinkt allemaal zo bekend en simpel, maar écht… ik heb geen idee wat ik ermee moet. Maar daarmee ben ik helaas wel terug bij af. Want zondag is er Avondmaal. En ondanks een verwoede poging tot voorbereiding moest ik vandaag tijdens een wandeling concluderen dat mijn voorbereiding er dus wéér bekaaid vanaf was gekomen…

Maar tijdens diezelfde loop kwam ik nog ergens achter. Ineens besefte ik me namelijk dat ik voortdurend bezig was om eigen gerechtigheid op te bouwen. Met al mijn goede bedoelingen probeerde ik onbewust eigenlijk zelf een geestelijk kruikje te kleien, die Jezus zondag aan het Avondmaal dan zou mogen vullen met wijn. Met al mijn verwoede voorbereidingspogingen probeerde ik ten diepste hier en daar wat graankorrels te verzamelen, opdat Hij er zondag brood van zou kunnen kneden. Maar de klei bleek te hard en de kruimels te weinig…

Nee, de noodzaak van voorbereiding wil ik niet ontkennen, noch mijn gebrek daaraan goedpraten. Als iemand me kan uitleggen hoe Avondmaalsvoorbereiding (óf gewoon geloven óf je ergens voor openstellen) in de praktijk werkt, houd ik me aanbevolen. Voor nu houd ik het er echter maar op dat ik zondag maar wéér met lege handen moet komen. Dat er wéér tekort is aan mijn kant. Dat ik me wéér niet écht heb voorbereid.

En met dat ik dat schrijf, zie ik mezelf ineens weer zitten. Daar in dat kerkgebouw, jaren terug. Toen mijmerde ik dus al op een vergelijkbare manier. Toen verweet ik mezelf ook al niets te hebben voorbereid. Ik ben in al die jaren maar weinig opgeschoten.

En tóch. Wat ik toen óók dacht, gold ook nog steeds. Want toen en daar, in dat oude kerkgebouw, volgde er op mijn zelfverwijtende gedachten ineens één verheugende gedachte. Of nou ja, gedachte – het was eerder een empirisch feit. Het was een constatering, die uitmondde in een dankgebed. ‘Heere, ik heb niets voorbereid. Maar Ú! U hebt alles voorbereid!’

En met dat ik dát concludeerde, was ik onderweg naar Zijn Maaltijd. Want Hij riep. En álle dingen waren gereed.

 

Meer toerusting