23 januari 2019

Gemeenteleden moeten op hun oudsten letten

In het congregationalistische systeem waarbij oudsten de gemeente leiden, hebben gemeenteleden een aantal belangrijke verantwoordelijkheden; twee hoofdgebieden komen samen in de verantwoordelijkheid om het Evangelie te bewaken. We bewaken de inhoud van het Evangelie door te waarborgen dat de juiste leer wordt verkondigd. En we bewaken het getuigenis van het Evangelie door te waarborgen dat gemeenteleden het juiste Evangelie geloven en een goede levensstijl laten zien.

Het is ons duidelijk dat veel hiervan wordt bereikt door lidmaatschap en kerkelijke tucht. Maar hoe wordt dit toegepast op het geval van oudsten? Hier rijzen wat algemene vragen. Hoe moet je als gemeentelid nadenken over het verantwoordelijk houden van je voorgangers? En verder, hoe gaat dat met kerkelijke tucht voor oudsten? Is dat proces anders dan voor andere gemeenteleden? Tegelijkertijd worden gemeenteleden ertoe opgeroepen om hun oudsten te eren, liefhebben en respecteren (zie bijvoorbeeld 1 Thessalonicensen 5:12-13, 1 Timotheüs 5:1). De Schrift roept gemeenteleden zelfs op om te gehoorzamen en zich te onderwerpen aan het onderwijs en de leiding van hun oudsten (Hebreeën 13:17).

Hoe kan een gemeentelid getrouw z’n taak doen binnen dit ingewikkelde web van verantwoordelijkheden?

In deze blogpost wil ik overwegen welke verantwoordelijkheid een gemeentelid heeft om oudsten verantwoordelijk te houden. Het eerste gebied gaat over hun onderwijs, en het tweede gebied gaat over hun leven (en leiding). Paulus’ aansporing aan Timotheüs komt in onze gedachten om dit in te kaderen: “Geef acht op uzelf en op de leer. Volhard daarin. Want wanneer u dat doet, zult u zowel uzelf behouden als hen die u horen” (1 Timotheüs 4:16). Tenslotte zal ik afsluiten met een herinnering aan het kostbare goed van vertrouwen in een gezonde gemeente.

Let op hun leven

Vóór hij een oudste kan worden, moet een man worden beoordeeld om te waarborgen dat hij in staat is aan de voorwaarden van de Schrift te voldoen. Deze specifieke kwalificaties vinden we in een paar verschillende Schriftgedeelten (1 Timotheüs 3:1-7, Titus 1:5-9, 1 Petrus 5:1-4). Als we de morele kwalificaties bekijken valt ons op dat die verbazend alledaags zijn. Behalve de bepaling dat de oudsten “bekwaam [zijn] om te onderwijzen” (1 Timotheüs 3:2) worden de genoemde kwalificaties grotendeels verwacht van alle volwassen Christenen. Het leven van een oudste moet gekenmerkt worden door volwassenheid. Het feit dat zij onberispelijk moeten zijn (vers 2) betekent niet dat ze perfect moeten zijn, maar vereist een volwassen voortgang in godvrezendheid die vrij is van voortgaande zonden die zijn bediening zouden ondermijnen.

We moeten uitleggen wat we bedoelen met “opletten”. Het zou ongezond zijn als gemeenteleden zich geroepen voelden om een soort rechercheur te zijn, aangesteld om achter hun oudsten aan te lopen en te zoeken naar mogelijke redenen om hen af te zetten. Dat is niet het soort “opletten” dat de Bijbel ons opdraagt. In plaats daarvan zit de context voor het opletten ingeweven in het gemeenschapsleven van de gemeente, waarbij gemeenteleden leren en onderwijs ontvangen door de levenswijze van hun oudsten.

‘Denk aan uw voorgangers, die het Woord van God tot u gesproken hebben. Let op de uitkomst van hun levenswandel, en volg hun geloof na.’ (Hebreeën 13:7).

Er zijn nog veel meer voorbeelden waar het leven van een leider als voorbeeld moet dienen voor de rest van de gemeente (in het bijzonder 1 Petrus 5:3, maar ook 1 Korinthe 4:16, 11:1, Filippenzen 3:17, 1 Thessalonicensen 1:6, 2 Thessalonicensen 3:7,9). Het is tot voordeel van een gemeentelid om tijd door te brengen met hun herders zodat ze kunnen zien, leren en nastreven. In een vorige blogpost schreef ik wat er gedaan moet worden als een oudste niet voldoet aan de Bijbelse kwalificaties. Maar voor nu is het belangrijk om dit aspect op z’n plaats te laten staan en de bijbehorende Bijbelse nadruk te geven: Let op het leven van je oudsten. Het is een middel voor je eigen groei.

Let op het leven van je oudsten. Het is een middel voor je eigen groei.

Let op hun leer

Gemeenteleden moeten ook letten op de leer van hun oudsten. Leer is gewoon een ander woord voor onderwijs. In eerste instantie kan dit overweldigend lijken: Ben ik wel in de positie om het onderwijs van een oudste te beoordelen?

We moeten hierbij niet denken dat we net zoveel van de Bijbel en theologie moeten weten als de oudste. Beoordeel eerder hun trouw in het onderwijzen van de waarheid die jullie als kerk samenbindt. Historisch gezien heeft dit gebied van verantwoordelijkheid te maken met het waarborgen dat het onderwijs van voorgangers consistent is met de geloofsbelijdenis die men samen is overeengekomen. In de meeste gemeenten wordt iemand die zich bij de gemeente wil aansluiten gevraagd dit document te lezen, te overwegen en uiteindelijk te onderschrijven. Het is een belijdenisgeschrift dat kernwaarheden verwoordt die we naar voren brengen als samenbindend voor ons als gemeente. Het Evangelie van Jezus Christus vormt hiervan het hart.

De gemeenteleden moeten regelmatig het onderwijs in de gemeente tegen het licht houden om te waarborgen dat het de Bijbelse standaarden in ere houdt.

Een voorbeeld: De mensen uit Berea onderzochten de Schriften om te waarborgen dat de zaken die Paulus sprak, ook echt klopten. Dat wordt geprezen als “nobel”.

‘En dezen waren edeler van gezindheid dan die in Thessalonica, want zij ontvingen het Woord met grote bereidwilligheid en onderzochten dagelijks de Schriften om te zien of die dingen zo waren.’ (Handelingen 17:11)

De gemeente van Filippi, met hun oudsten en diakenen, wordt aangespoord om samen te strijden voor het bewaren en verdedigen van het Evangelie.

‘Alleen, wandel het Evangelie van Christus waardig, opdat ik, of ik nu kom en u zie of dat ik afwezig ben, van uw zaken mag horen dat u vaststaat in één geest, en dat u samen eensgezind strijdt door het geloof in het Evangelie.’ (Filippenzen 1:27).

Paulus vermaande de gemeente van Galatië dat zij het Evangelie niet verdedigd hadden. Hij herinnert hen aan de noodzaak om de inhoud van het onderwijs voortdurend te onderzoeken en te beoordelen met de loodlijn van het Evangelie. Let eens op het sterkte taalgebruik:

‘Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie, terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien. Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie zouden verkondigen, anders dan wat wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Zoals wij al eerder gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt.’ (Galaten 1:6-9)

Dit zijn slechts een paar voorbeelden die laten zien hoe de apostelen de gemeenten opriepen om zich ervan te verzekeren dat zij hun taak volbrachten in het waarborgen van de zuiverheid van de leer en het bewaren van het Evangelie in de gemeente.

Net als het beoordelen van het leven, is het letten op de leer niet zozeer het werk van een privé-detective, maar van een bevoegd en betrokken gemeentelid dat de waarheid van de Schrift liefheeft en zich ervoor inzet dat die trouw verkondigd wordt.

De agenda van Christus

In een gezonde gemeente wordt de verhouding tussen oudsten en gemeenteleden gekenmerkt door vertrouwen. Zowel gemeenteleden als oudsten geven elkaar vertrouwen terwijl ze zich er duidelijk van bewust zijn dat ze gevallen zijn, zondaars die genade nodig hebben. Gemeenteleden moeten God en Zijn Woord zozeer liefhebben dat ze ook degenen die het getrouw aan hen onderwijzen, liefhebben, respecteren en eren (1 Thessalonicenzen 5:12-13, 1 Timotheüs 5:17, Hebreeën 13:7). In deze gezonde relatie is er een gewilligheid om te gehoorzamen en zich te onderwerpen aan het onderwijs en de leiding van de oudsten (Hebreeën 13:17).

Een gezonde gemeente zal zich ook realiseren dat er een andere Leider is die boven de lokale kerkleiders staat; de Heere Jezus Christus is het hoofd van de gemeente (Kolossenzen 1:18). Daarom werken zowel de gemeenteleden als de oudsten onder Zijn opzicht, verlangend naar Zijn goedkeuring. We dragen allemaal ons steentje bij om op te letten wat er geleerd wordt en hoe we allemaal leven. Deze liefhebbende intimiteit kan alleen behaald worden als we onszelf opzij zetten, en samen de agenda van Christus in deze gemeente voorop stellen.

Meer toerusting