24 mei 2018

Avondmaal

Het was een bont gezelschap. (Ik schrijf het liever met een ‘t’ dan een ‘d’, ja.) Een oud vrouwtje van hoog in de negentig nam haar plaatsje in aan de tafel. Maar ook een jonge meid tegen de twintig was op Gods uitnodiging ingegaan. Half struikelend schoof een man aan, die schijnbaar rugklachten had. En daar ging ook een blinde vrouw, begeleid door iemand uit de gemeente, aan tafel. Alle soorten en maten mensen zaten er. Tot Zijn gedachtenis.

De dominee hief zijn handen in de lucht. Hij brak het brood. Hij schonk de wijn in. Zichtbaar voor iedereen. Net als toen. Zichtbaar voor iedereen werd Zijn lichaam toen gebroken; hoog hangend aan een kruis. En dan ook nog eens op een heuvel. Iedereen kon het zien. En iedereen kon er wat van zeggen. ‘Hij heeft onnoemelijk veel smaad geleden, opdat wij nooit meer te schande zouden worden’, hadden de woorden van het Avondmaalsformulier geklonken. Juist op de plek waar Hij zo hoog werd vastgespijkerd, werd Hij zó diep vernederd. ‘Tot de allerdiepste smaad en angst der hel, toen Hij met luide stem riep: ‘Mijn God, Mijn God! Waarom hebt U Mij verlaten?’ opdat wij door God aangenomen en nooit meer door Hem verlaten zouden worden…’

Toen God voor de vijfde keer ‘Kom’ had gezegd, kwam ik. Tot een volkómen verzoening van ál mijn zonden.

Toen ik weer op mijn plek zat, hoorde ik de oude, houten kerkbanken kraken. Ik dacht bij mezelf: Zo moet het ook op Golgotha geklonken hebben. Het krakende hout van een ruw kruis; haast bezwijkend van de last die daar aan gespijkerd werd. Het gewicht van al onze zonden.

Avondmaal. De derde keer voor mij. Ik heb er nu al een traditie van gemaakt om ergens in de voorbereidingsweek de cd Via Dolorosa van Sela te draaien. Enkele woorden van die cd klonken nog na in mijn hoofd. Ik zag het brood. Ik zag de beker met wijn. Verbroken. Vergoten.

‘Geen woorden meer van oordeel, genade onverdiend,
die aan tafel wordt geproefd en wordt gezien.’

Meer toerusting