De Bijbelstudie van Leander Janse draait om de boosheid van Jona nadat God Nineve genade schenkt. Janse legt uit dat Jona’s woede niet alleen voortkomt uit etnische vooroordelen, maar ook uit een dieper theologisch en persoonlijk conflict. Jona bidt: ‘Och HEERE, waren dit mijn woorden niet… Want ik wist dat U een genadig en barmhartig God bent, geduldig en rijk aan goedertierenheid.’ Hij kent Gods karakter, maar worstelt met wat hij ziet als een onevenwicht: Gods genade lijkt ten koste te gaan van Zijn rechtvaardigheid.
Jona laat in zijn citaat uit Exodus 34 bewust het gedeelte weg waarin staat dat God de schuldige geenszins onschuldig houdt. Volgens Leander komt dat doordat Jona denkt dat God recht laat varen. Hij begrijpt niet hoe God tegelijk rechtvaardig én genadig kan zijn. De preek wijst op het offer en uiteindelijk op Christus, in wie Gods recht en genade samenkomen.
Daarnaast toont Jona’s houding een hartprobleem. Hij ziet genade als iets voor mensen die de wet proberen te houden, niet voor grove zondaars. Net als de oudste zoon in de gelijkenis van Jezus kan hij de liefde voor de ‘verloren zoon’ niet verdragen. De vraag is: denk jij in religie of leef je uit het evangelie?
