In de geschiedenis van de Samaritaanse vrouw (Johannes 4) komt de vraag op je af: wie heeft er hier dorst? Jazeker, … deze vrouw heeft dorst. Maar Jezus niet minder. Je leest dat Hij via deze weg moet gaan. Hij dorst naar de ontmoeting met zondaren. Alhoewel Joden niets met Samaritanen te maken willen hebben, loopt Jezus toch door Samaria heen. Jezus Zelf hongert en dorst om de wil van de Vader te doen. Hij verlangt er naar om het werk van de Vader in uitvoering te brengen. Zo ook dit gesprek met deze vrouw. Deze vrouw dorst werkelijk naar liefde. Daar wil Hij mee in contact komen. ‘Ik kom, o God, om Uw wil te doen!’ Daarom zit Hij naast de fontein en wil Hij deze vrouw ontmoeten.
Het is de bewogenheid van de drie-enige God die hierin zichtbaar wordt. Johannes 3:16 zegt het al dat God de wereld lief heeft en daarom Zijn Zoon gegeven heeft. Dat wordt in het volgende hoofdstuk al direct zichtbaar. Maar op welke manier voltrekt dit dan in het leven van deze vrouw? Een vrouw met een zwart verleden. Hoe God dat doet is heel eenvoudig en tegelijkertijd bijzonder. Wat is er eenvoudiger dan de vraag: ‘Heb je misschien wat te drinken voor mij?’ Zo begint het gesprek. Jezus zit naast de Bron, de Zoon van God in een gestalte van een dienstknecht aangenomen.
Helaas, dat gesprek wil nog niet echt op gang komen. De vrouw geeft tegengas: ‘Hoe durft u dit aan mij te vragen?’ Nou, dan niet zou je zeggen. Voor jou tien anderen. Nee, Jezus wil haar spreken. En opvallend dat Hij niet begint over haar duistere verleden en zet haar ook niet het mes op de keel: je moet je bekeren. Hij wil met haar praten. Hij spreekt met haar als de Goede Herder die verlangt om verloren schapen thuis te brengen. En vragenderwijs wandelt Jezus het leven binnen van deze vrouw.
Alhoewel de vrouw nog weinig begrijpt van de woorden van Jezus, Zijn woorden blijven niet zonder uitwerking. Hij maakt in dit gesprek door Zijn spreken met haar van deze vrouw een nieuwe vrouw.
Zo de Meester, zo Zijn leerlingen. Zie daarom de mensen om je heen. Kijk waar we als mensen het zoeken om onze dorst te lessen. Zovele bronnen zijn er: carrière, welvaart, aandacht. Wat de bron ook is, in gesprek ontdek je wat de leegte is die snakt naar vervulling. En als je door Gods genade zelf een bron van genade bent geworden, deel dan uit wat je eerst zelf om niet hebt ontvangen.
Primair is van belang is die grondhouding van genade. Als je zelf weet waar je vandaan komt, dan is het per definitie voorbij dat je neerkijkt op de ander. Dan sta je er naast, ja dan kruip je er onder. Dat leer je als leerling van de Meester, stap voor stap.
Mooi om te zien dat deze vrouw in Johannes 4 met kruik is gekomen, maar ze gaat weg naar het dorp zonder water. Ze kwam om water te putten, ze leefde bij de gebroken bakken van water. Maar nu heeft ze met vreugde water geschept uit de bron van Heil. Zonder kruik, maar met levend water gaat ze er over vertellen aan anderen. ‘Bij U is de fontein van het Leven!’ Vanuit die belijdenis is er alle reden om het evangelisatiewerk ter hand te nemen. Verwacht het daarin niet van je grote woorden. Het leven is niet maakbaar, het evangelisatiewerk ook niet. Maar ook vandaag werkt Hij verrassend Zijn werk in levens van mensen.