Ik ben gevraagd om deze conferentie af te sluiten, niet met nog een lezing over de Bijbel, maar met een persoonlijk getuigenis van het werk van de Heere in mijn leven in de afgelopen 73 jaar; hoe Hij mij ertoe gebracht heeft om de nadruk te leggen op wat jullie vanmorgen gehoord hebben. Dat zal ik dus doen. Dat betekent dat ik nu niet met hetzelfde gezag spreek als vanmorgen, want ik ga nu alleen maar mijn levensverhaal vertellen. Ik hoop dat het een waarheidsgetrouw verslag is, en dat het sommige dingen die ik vanmorgen gezegd heb verheldert. Als dat zo is, zal het ten dienste staan aan de doorwerking van het Woord van God in je leven. Dat is mijn gebed.
Wat is christen-hedonisme?
Wat ik vanmorgen verkondigd heb, noem ik christen-hedonisme. Ik weet dat het woord hedonisme voor veel mensen een negatieve bijklank heeft, wat misschien ook zo zou moeten zijn, omdat het verwijst naar een werelds leven, zinnelijkheid, egoïsme, zelfzucht. Dat bedoel ik allemaal niet als ik het woord gebruik. Door er ‘christen-’ voor te zetten wil ik het woord omvormen. Jaren geleden, toen ik overwoog om de term te gebruiken, zocht ik het woord hedonisme op in mijn woordenboek van de middelbare school, een basiswoordenboek. De eerste definitie was: ‘een leven gewijd aan vreugde’, en ik dacht: dat is precies wat ik bedoel! Een leven gewijd aan het streven naar vreugde. Dat is waar ik het vanmorgen over had. De wereld bedoelt natuurlijk vreugde in geld, vreugde in succes, vreugde in macht… Maar als ik er christen- voor zet, doel ik op vreugde in God, zoals het in Psalm 16:11 staat: ‘In Uw aanwezigheid is volheid van blijdschap, in Uw rechterhand is vreugde, voor altijd.’ Dat bedoel ik ermee. Ik ben een pleitbezorger voor wat ik noem christen-hedonisme.
Zonden vanwege vreugde overwinnen
Ik spreek daar tijdens deze conferentie zo nadrukkelijk over, omdat mij verteld is dat het thema van de conferentie ‘heilig leven’ zou zijn, of, in de woorden van Filippenzen 2:15: ‘opdat u onberispelijk en oprecht zult zijn, kinderen van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld.’ En ik dacht: de enige manier die ik ken om de zonden in mijn leven te doden, is door de kracht van een vreugde die erbovenuit stijgt. Zo zie ik de heiligmaking. Het heeft geen zin om alleen maar te zeggen: ‘Stop met zondigen.’ Dat werkt niet. Jij en ik doen zonden omdat het fijn voelt om te zondigen. Niemand zondigt uit plichtsbesef. Niemand zegt ’s morgens als hij opstaat: ‘Ik moet vandaag verplicht zonde doen.’ Dat zegt niemand. We zondigen omdat we dat prettig vinden. Het voelt fijn. Ik word er gelukkig van als ik zondig.
Hoe wil je dat met succes bestrijden? Door te zeggen dat geluk er niet toe doet? Natuurlijk doet dat er toe, dat zie je overal in de Bijbel. De reden dat ik hierover spreek is dat deze conferentie over heilig leven gaat, over licht en duidelijk zichtbaar zijn, radicaal christen-zijn in een heidense cultuur zoals die van jullie en mij. Ik geloof dat de sleutel is dat God ons op zo’n wonderlijke manier verandert in mensen die meer vreugde vinden in God dan in de zonde, dat we de zonden in ons leven kunnen overwinnen.
Een gelukkige vader
Laten we 73 jaar teruggaan. Ik ben geboren in het gezin van Bill en Ruth Piper, mijn ouders. Mijn vader was evangelist, mijn moeder huisvrouw; ik had één oudere zus. Het was een heerlijk, gelukkig, godvrezend, christelijk gezin. Ik had daar niets over te zeggen. is dat niet bijzonder? Het was 100 procent genade. Ik denk dat mijn vader de gelukkigste man was die ik ooit heb gekend – dat is nogal wat. En mijn moeder stond met vreugde achter hem terwijl hij door heel de Verenigde Staten trok om het Evangelie te verkondigen en mensen uit de duisternis tot het licht te leiden.
Ik heb mijn vader mijn hele leven bewonderd – hij is nu in de hemel – en heb hem nooit kwalijk genomen dat hij zoveel reisde. Toen ik opgroeide was hij misschien een derde van de tijd thuis; de rest van de tijd was hij onderweg om te preken, en ik heb hem dat nooit kwalijk genomen. De reden daarvan is waarschijnlijk dat mijn moeder het hem nooit kwalijk nam. Als mijn moeder boos geweest was, was ik misschien ook boos geweest. Mijn moeder hield van mijn vader. Ze hield van zijn bediening en stond er met haar hele hart achter. Ik kan niet ontkennen dat een van de belangrijkste redenen waarom ik hier 70 jaar later over blijdschap sta te spreken, is dat mijn vader de vrolijkste man was die ik ooit heb gekend. En hij hield van God met heel zijn hart.
Er was nog iets belangrijks dat ik van huis uit meekreeg. Alles was doordrongen van deze blijdschap. Kun jij je voorstellen dat je als kind achterin de auto zit op weg naar vakantie terwijl je ouders voorin zitten te zingen voor Jezus? Zingend in de auto, wat een voorrecht. Het tweede wat ik meekreeg was dit: zowel mijn vader als mijn moeder schreven brieven naar mij tijdens mijn studie, eerst aan de universiteit en de theologische school en later toen ik in Duitsland studeerde, en aan het eind van hun brieven schreven ze heel vaak: ‘Johnny, vergeet nooit: of je nu eet of drinkt, doe alles tot eer van God’ (1 Korinthe 10:31).
Op mijn achttiende ging ik uit huis om literatuur te studeren aan de universiteit, en in die tijd kon ik deze twee krachten: ik wil gelukkig zijn, mijn ouders zijn gelukkig, ik wil ook gelukkig zijn, en: ik wil ook God verheerlijken omdat de Bijbel zegt dat dat moet, niet met elkaar verenigen. Ik kon die twee dingen niet rijmen. Ik wist niet zeker of het echt goed was om gelukkig te willen zijn. Gelukkig zijn was prima als het je min of meer overviel, maar zou je ernaar mogen staan, mocht je ernaar verlangen? Ik wist het niet zeker. Ik wist dat ik naar dit ene moest verlangen: de eer van God, en ik wist dat ik niet kon stoppen om naar dat andere te verlangen. Je kunt niet stoppen met verlangen om gelukkig te zijn. God heeft dat verlangen in jullie allemaal gelegd, en dat is geen zondige aanleg. God heeft je zo gemaakt dat je gelukkig wilt zijn, en dat is iets goeds.
Je gebed vertelt alles
Maar goed, ik ging dus naar de universiteit, en aan het eind van de vier jaar aan de universiteit, was ik er nog steeds niet uit. Maar ik wist wel dat ik dit Boek wilde kennen en uit dit Boek wilde onderwijzen en preken, dus op mijn 22ste ging ik naar de theologische school in Californië, in Pasadena. In die drie jaar, van mijn 22ste tot mijn 25ste, tussen 1968 en 1971, veranderde mijn hele wereld. Mijn beeld van God, mijn opvatting over Zijn soevereiniteit, over blijdschap, over Zijn heerlijkheid. Ik weet nog goed wat ik tegen mijn vrouw zei – want ik was in 1968 getrouwd – ik weet nog goed wat ik tegen Noel zei, aangezien ons leven in die tijd op zijn kop stond door de dingen waar ik het straks over zal hebben. Ik zei: ‘Noel, je weet dat je wereld en je verstaan van God ondersteboven is gegaan, radicaal is omgeslagen, door de manier waarop je bidt.’ Ik wilde samen met mijn vrouw bidden – ik heb altijd samen met mijn vrouw gebeden, ik denk dat we daarom nog steeds getrouwd zijn, elke avond en elke morgen bidden we samen, maar o, hoe anders bad ik in die tijd. ‘Uw Naam worde geheiligd’ was niet langer een gedachteloos uitgesproken zinnetje. De bede die met stip op één moet staan, in elk gebed: ‘Maak Uw Naam groot! Maak Uw Naam groot in deze wereld. Uw Naam worde geheiligd.’ Drie mensen die mij sterk beïnvloed hebben kwamen mijn leven binnen: Daniel Fuller, C.S. Lewis en Jonathan Edwards. Daniel Fuller kennen jullie niet; hij was een van mijn professors. C.S. Lewis ken je misschien wel: de Britse christelijke schrijver; hij stierf overigens op precies dezelfde dag als John F. Kennedy. Jonathan Edwards was in de achttiende eeuw een predikant in Amerika. Ze hebben mij gigantisch gevormd. Ik zal uitleggen op welke manier.
We zijn te snel tevreden
In de herfst van 1968 stond ik in een boekwinkel aan de Colorado Avenue in Pasadena (Californië), Vrooman’s Bookstore, bij een enorme boekentafel. Ik pakte een klein blauw boekje op. Ongeveer zo groot, zo’n 60 pagina’s, met als titel ‘The Weight of Glory’, door C.S. Lewis. Ik heb al vaak gezegd: het zijn geen boeken die mensen veranderen, maar alinea’s. Deze alinea veranderde mij. Ik sloeg de eerste pagina op en las: ‘Het Nieuwe Testament zegt veel over zelfverloochening, maar niet over zelfverloochening als doel in zichzelf. We worden opgeroepen om onszelf te verloochenen en ons kruis op ons te nemen opdat we Christus zouden volgen. En bijna elke omschrijving ervan doet een appel op ons verlangen.’ Dat probeerde ik vanmorgen dus uit te leggen toen ik het over zelfverloochening had. Hij voegt daaraan toe: ‘Als in het denken van de moderne mens de gedachte postvat dat het verkeerd is om voor onszelf het goede te verlangen en daarop te hopen…’ – en zo was ik: ik was bang dat het verkeerd was om het goede voor mijzelf te zoeken, mijn geluk, mijn vreugde. Ik was bang dat dat verkeerd was. Ik hoorde dat niet te voelen. En hij zegt: Als die gedachte in mij heeft postgevat, ‘stel ik dat dit idee bij Immanuel Kant en de stoïcijnen vandaan komt. Het is erin geslopen en hoort niet bij het christelijke geloof.’ Dat trok mijn aandacht, want hij zegt dus: het verlangen om gelukkig te zijn is geen verkeerd verlangen, en degenen die zeggen dat het wel verkeerd is, worden beïnvloed door de stoïcijnen, niet door de Bijbel. Hij gaat verder: ‘Als we zien hoe onbekommerd er over een beloning wordt gesproken en welke duizelingwekkende beloning er beloofd wordt in het Evangelie, lijkt het erop dat onze Heere onze verlangens niet te sterk, maar te zwak vindt.’ Ik had nog nooit iemand horen zeggen: ‘John Piper, het probleem in jou leven als christen is niet dat je verlangens te sterk zijn; ze zijn te zwak!’ Ik kon niet geloven dat iemand zoiets zei, want ik had jaren gedacht dat het een probleem was dat ik zo verschrikkelijk graag gelukkig wilde zijn. Dat moest wel een verschrikkelijk verkeerd verlangen zijn. En hij zei: Nee, dat is niet het probleem. Jouw probleem is dat je met veel te weinig genoegen neemt. En hij eindigt met deze geweldige zin, die ik nooit vergeten ben: ‘Wij zijn halfhartige schepselen en verdoen onze tijd met drank, seks en ambitie, terwijl ons grenzeloze blijdschap wordt aangeboden, als een onwetend kind dat verder wil gaan met moddertaartjes maken in een achterbuurt omdat hij zich niet kan voorstellen wat het aanbod van een vakantie aan zee inhoudt. We zijn veel te snel tevreden.’ Dat is de diagnose die C.S. Lewis stelt over Nederland. Hij leeft niet meer, maar als hij hier naast me zou staan en ik zou hem vragen: ‘Geef mij de diagnose van het probleem van deze wereld in Nederland.’ zou hij zeggen: ‘Ze zijn veel te snel tevreden.’ En dat is ook zo. Als kinderen die hun tijd verdoen met moddertaartjes maken in een achterbuurt, ze zitten in de goot te spelen met water, en een man doet hen het aanbod van een vakantie van twee weken aan zee, en het kind zegt: ‘Nee dank u, ik zit hier best.’ Ze weten niet eens waar hij het over heeft. Dat is het probleem van deze wereld. We hoorden het vanmorgen vanuit Jeremia: je hebt de bron van levend water verlaten en putten gegraven in de achterbuurt. Ik had nog nooit iemand dat horen zeggen.
Welnu, mijn professor, Daniel Fuller, zette een complete lessenserie op rond deze zin: ‘wij zijn veel te snel tevreden.’
Gods heerlijkheid aanbidden
Nu nog twee stappen. Hoe zit het met de heerlijkheid van God, met het prijzen van God? Ik zat met mijn oren te klapperen toen ik hoorde wat Lewis zei in zijn boek ‘Reflections on the Psalms’: Wat overduidelijk is als het over prijzen gaat, of het nu om God of om iets anders gaat, was mij vreemd genoeg ontgaan. Ik zag het als een vorm van complimenten geven, instemming betuigen, eer betonen, maar ik had altijd over het hoofd gezien dat genieten spontaan uitloopt op prijzen. Overal in de wereld hoor je mensen dingen prijzen. Minnaars prijzen hun geliefden, lezers hun favoriete dichter, wandelaars de mooie omgeving, spelers hun favoriete spel, het weer wordt geprezen, wijnen, gerechten, acteurs, auto’s, paarden. Ik had altijd over het hoofd gezien dat mensen als ze spontaan iets prijzen waar ze waarde aan hechten, altijd spontaan proberen andere mensen over te halen om hen bij te vallen: Is ze niet lief? Het was heerlijk, toch? Vind je dat niet prachtig? Als de psalmisten alle andere mensen oproepen om God te prijzen, doen ze wat alle mensen doen als ze het hebben over dat waar ze waarde aan hechten, waar ze om geven. We zijn verheugd over dat waar we van genieten omdat de lofprijzing niet alleen uitdrukking geeft aan onze blijdschap, maar ze ook compleet maakt. Ze is de volvoering van onze blijdschap.’
Ik heb daar het volgende van geleerd: het is geen ziekelijk egoïsme van God als Hij je beveelt om Hem te prijzen. Als ik jullie zou bevelen om mij te prijzen, zou ik gek zijn. Slecht. Als God je beveelt om Hem te prijzen, is Hij liefdevol. En van Lewis leerde ik hoe dat kan. Hij zegt: als God het hoogste is wat er te genieten valt, en jij geniet van Zijn schoonheid, Zijn uitnemendheid, Zijn waarde, Zijn macht, Zijn wijsheid, Zijn genade, als je van Hem geniet en Hij beveelt je om daar uiting aan te geven, maakt die lofprijzing de blijdschap compleet, brengt ze tot volvoering. En dus heeft Hij je lief. Hij wil je blijdschap compleet maken, omdat Hij de enige plaats is waar dat kan. Dat was een enorme eye-opener voor mij: dat lofprijzing je blijdschap in God compleet maakt. Maar het was niet het wezen van de zaak. De kern, dat waar ik vanmorgen mee eindigde, is dat God het meest verheerlijkt (geprezen) wordt in jou, als jij het meest verzadigd bent in Hem. Lofprijzing is de volvoering van onze blijdschap, ze maakt de blijdschap compleet, maar blijdschap is ook het wezen van lofprijzing. In het Engels zeg ik het graag zo, omdat het zo mooi klinkt: prizing is the essense of praising (op waarde schatten is het wezen van lofprijzing). Je waardeert iets, je schat het op waarde, het verzadigt je. Dat is de kern, het wezen van lofprijzing. Anders zou prijzen hypocriet zijn. ‘Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich ver bij Mij vandaan. Ze schatten Mij niet op waarde, ze zingen alleen maar liederen op zondagmorgen omdat dat hoort.
Dat was een ander belangrijk punt voor mij. Jonathan Edwards zette me op dat spoor, want hij zegt: ‘God verheerlijkt Zichzelf niet alleen door tot ons te spreken in ons hoofd, maar ook door tot ons te spreken in ons hart en door verheerlijkt te worden doordat wij ons in Hem verheugen.’ Nou, ik had nog nooit iemand zoiets horen zeggen. En dat gebeurde allemaal in die drie jaar. De gedachten en ontdekkingen in die drie jaar hebben mij voorgoed veranderd.
God maakt mij blij
We eindigen met nog één voorbeeld. Het laatste argument vanmorgen was dat God het meest verheerlijkt is in jou als jij het meest verzadigd bent in Hem. De eer van God hangt af van jouw streven naar vreugde in God. Dat is de kern. Het argument daarvoor was liefde: je kunt anderen niet liefhebben als je je blijdschap niet in God zoekt, want de liefde voor anderen is de overvloeiende blijdschap in God waardoor we de ander in nood tegemoet komen. Dus ik wil hiermee eindigen. Dat was het laatste waar ik niet uitkwam. Ik zag dat God verheerlijkt wordt als ik verzadigd ben in Hem, zoals mijn vrouw mij hoort zeggen: ‘Ik wil bij jou zijn, Noel.’ Dat is een eerbetoon aan haar. ‘Ik wil bij U Zijn, God. U maakt mij blij, meer dan wie dan ook.’ God wordt geëerd als ik dat zeg, als ik dat zo voel. Ik kon er van mijn leven niet bij hoe die verticale verzadiging op horizontaal niveau een liefhebbend mens van mij zou maken. Ik wist dat er in andere religies afbeeldingen zijn van mensen die met hun armen over elkaar en met gekruiste benen onder een boom zitten en een soort karma beleven terwijl ze de rest van de wereld naar de hel laten gaan. Wat kan mij dat schelen, ik ben gelukkig. Ik ben gelukkig in God. Het scheelt mij niets dat mensen lijden en sterven. Ik wist dat het zo niet kon zijn. Zo is de Bijbel niet. Dat kan niet. Maar hoe zit het dan?
Ik heb je vanmorgen één antwoord gegeven, hier is er nog eentje voor we afronden. Paulus sprak in Handelingen 20 met de ouderlingen van Efeze. Aan het eind van zijn toespraak, zei hij, in Handelingen 20:35: ‘Onthoud dit’ – hij zegt: ‘Onthoud dit’, niet: ‘Vergeet dit’. Sommige mensen zeggen: ‘Het mag niet je motief zijn dat je gelukkig wilt worden.’ Maar als dat waar was, zou Paulus zeggen: ‘Vergeet dit’. ‘Onthoud dit, het is zaliger om te geven dan om te ontvangen.’ Zaliger, gelukkiger, verzadigender, meer voldoening gevend, vreugdevoller om mijn leven te geven? Om te sterven voor anderen? Te lijden voor anderen? Je op te offeren voor anderen? Ja! Zeker! Wil je meer blijdschap? Sterf voor anderen, leef voor anderen. Dat staat hier. Het is zaliger, gelukkiger, het geeft meer voldoening als je jezelf weggeeft. Doe je armen niet over elkaar om onder je boom te zitten en te zeggen: U en ik, God, wij zijn gelukkig. Andere mensen kunnen me niets schelen. Dan zul je niet gelukkig zijn. Niet lang. Dat is geen blijdschap in God.
Blijdschap wil zich uiten
Ik ontdekte dus dat blijdschap in God iets heel speciaals is. Het verheerlijkt God niet alleen, het is ook een soort hogedruk binnenin mij: het wil naar buiten, het wil jou mee naar binnen trekken. Want het werkt zo: de blijdschap in God wordt groter als ik jou erin kan meekrijgen, zodat jouw blijdschap in God onderdeel wordt van mijn blijdschap in God. Om die reden ben ik naar Nederland gekomen. Ik wil gelukkiger worden. Ik zie jullie zitten; ik ken maar een handje vol mensen van jullie. En ik zou er heel blij van worden – ik word er heel blij van, ik ben nu al heel blij omdat ik met jullie over deze dingen kan spreken. Maar als ik zou horen dat God die paar woorden van mij heeft gebruikt om jou tot meer blijdschap in God te brengen, zodat je je leven zou willen geven voor de mensen hier in Nederland die God nog niet kennen, als ik dat zou horen van een handje vol van de 5000 mensen die hier zijn geweest, zou mijn blijdschap groter zijn. Dat is toch precies Johannes ook zegt? Mijn blijdschap is volkomen als mijn kinderen in de waarheid wandelen. En jullie zijn mijn kinderen niet, maar in zekere zin toch wel. Sommigen van jullie zijn ouder dan ik, maar de meesten niet. Ik weet niet of ik je ooit nog zal zien, hier op aarde, maar als God mij bewaart in het geloof – wat we denk ik nog gaan zingen, dat deden we gisteren tenminste wel – als God mij bewaart, als Hij me vasthoudt, en als Hij in jou een diepere, heerlijkere blijdschap in Hemzelf werkt met het oog op de wereld en Zijn eer, ben ik niet voor niets naar Nederland gekomen.
Laten we bidden. Vader, het is verder Uw werk. Ik heb alles gedaan wat ik kon in Uw kracht, en nu is het aan Uw Geest. Ik bid dat U geeft dat het begrepen wordt en dat de Geest krachtig zal werken om Christus aantrekkelijker, heerlijker, waardevoller en meer verzadigend voor te stellen dan wat dan ook in deze wereld. Ik vraag dit in Zijn grote Naam. Amen.