25 mei 2022

Wandelen in het spoor van de Herder

Hoe zou je de functieomschrijving van een voorganger formuleren? Waar zou je voorbeeldteksten vandaan halen? Misschien vraag je in zo’n geval een paar andere gemeenten om hun omschrijving en pas je die her en der aan op de situatie in je eigen gemeente.

Dat veronderstelt dat iedereen wel weet wat predikant zijn inhoudt en wat een voorganger allemaal doet. Maar hoe komen we erachter wat zijn taak ten diepste inhoudt?

Uiteraard moeten we de Schrift raadplegen als we willen leren wat predikant zijn betekent. Maar waar in de Bijbel moeten we zijn? We zouden kunnen beginnen met het takenpakket dat impliciet aan de orde komt als Paulus beschrijft welke eigenschappen een ouderling moet bezitten (1 Timotheüs 3:1-7 en Titus 2:5-10). We zouden ook de expliciete voorschriften die aan kerkleiders gegeven worden zorgvuldig kunnen onderzoeken. Als we onder de oppervlakte van die voorschriften duiken, komt er in sommige gevallen een opvallend beeld naar boven. Neem nu Handelingen 20 vers 28 en 1 Petrus 5 vers 1 tot 3. In beide gevallen gaat het om een opdracht die gericht is aan de ouderlingen van een gemeente.

Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden [Grieks: poimainein], die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. (Handelingen 20:28)

De ouderlingen onder u roep ik ertoe op, als medeouderling en getuige van het lijden van Christus en deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden: hoed [Grieks: poimanate] de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet gedwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar bereidwillig; ook niet als mensen die heerschappij voeren over het erfdeel van de Heere, maar als mensen die voorbeelden voor de kudde geworden zijn. (1 Petrus 5:1-3)

In beide gedeelten wordt de belangrijkste taak van de voorganger omschreven met het Griekse werkwoord poimaino. De basisbetekenis van dit woord is ‘herder zijn, weiden’ en verwijst naar het zorgen voor de schapen (Lukas 17:7 en 1 Korinthe 9:7). Zowel Paulus als Petrus vatten het werk van een predikant samen in een woord: weiden.

In Efeze 4 vers 11 noemt Paulus voorgangers ‘herders en leraars’, waarmee hij opnieuw aangeeft dat het idee van zorg voor de kudde integraal onderdeel is van hun ambtelijk werk. In woorden zoals ‘pastoor’, ‘pastor’ en ‘pastoraat’ zien we die notie ook terug, want het Latijnse pastor betekent letterlijk herder. Het werk van een herder is dus onlosmakelijk verbonden met de bijbelse omschrijving van de taak van een voorganger of predikant.

Maar hoe komen we erachter we wat die herderstaak in de praktijk inhoudt? Als je enige kennis hebt van schapen en een beetje weet wat ze nodig hebben, krijg je al een aardig idee. Schapen moeten gevoed, verzorgd, geleid en beschermd worden. Dat doet een voorganger ook voor zijn kudde, maar dan in geestelijke zin.

De bijbelse verhaallijn van de herder

Maar de metafoor krijgt nog veel meer diepgang als we zien hoe het beeld van de herder zich door de Schrift heen ontvouwt. Uiteindelijk leren predikanten wat het inhoudt om een herder te zijn door te zien hoe God Zijn eigen kudde als een herder leidt.

Als een kudde geleid na de exodus

De Bijbelse verhaallijn van de herder begint in feite als God Zijn volk uitleidt uit Egypte, hen veertig jaar lang door de woestijn leidt en hen uiteindelijk veilig in het beloofde land brengt (in dit gedeelte van het artikel maak ik gebruik van de exegese van Timothy S. Laniak in Shepherds after My Own Heart: Pastoral Traditions and Leadership in the Bible, New Studies in Biblical Theology 20, Downers Grove, Illinois: InterVarsity Press, 2006). Over die periode verklaart Asaf in Psalm 77:21: ‘U leidde Uw volk als een kudde door de hand van Mozes en Aäron.’

God was als een herder persoonlijk aanwezig bij Zijn volk (Exodus 33:15-16). Als een herder beschermde Hij zijn volk (Numeri 14:7-9 en Deuteronomium 23:14). Als een herder zorgde God dat Zijn volk niets tekortkwam. Hij gaf hen voedsel (Psalm 78:20 en 105:40-41) en Hij genas hen (Exodus 15:26 en Numeri 21:8-9).

Als een herder bracht God Zijn volk naar grazige weiden. ‘U leidde in Uw goedertierenheid dit volk, dat U verlost hebt. U leidde hen zachtjes door Uw kracht naar Uw heilige woning’ (Exodus 15:13). Als een herder trok Hij hen liefdevol mee:

Ik trok hen met menselijke touwen, met koorden van liefde. Ik was voor hen als zij die het juk van op hun kaken omhoogtillen, en Ik reikte hem voer toe. (Hosea 11:4)

In dit alles leidde God Zijn volk door de hand van Mozes, de menselijke leider die Hij had aangewezen als hun herder (Psalm 78:19). Mozes zelf vroeg de Heere om een opvolger, zodat ‘de gemeenschap van de HEERE niet zal zijn als schapen die geen herder hebben’ (Numeri 27:17).

De Heere, de goddelijke Koning van de schepping, is ook de herder van Zijn volk. Hij weidt Zijn kudde door een menselijke herder die Hij zelf aanstelt.

David de herder-koning

Honderden jaren later zien we dit patroon terug in de regering van David en zijn huis. De Heere haalde David achter de schapen vandaan om hem als een herder over Israël aan te stellen (2 Samuel 5:1-3 en 7:8). De psalmist zingt ervan:

Hij verkoos Zijn dienaar David en haalde hem bij de schaapskooien vandaan. Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israël, Zijn eigendom. Hij heeft hen geweid met een oprecht hart en hen geleid met zeer bekwame hand. (Psalm 78:70-72)

Zoals David zijn schapen liefdevol verzorgde en leidde, zo leidde hij Israël in het algemeen met verantwoordelijkheidsgevoel en mededogen, wijs en integer.

Toch bleef God zelf de ware herder van Israël. Het volk beleed: ‘Want Hij is onze God en wij zijn het volk van Zijn weide en de schapen van Zijn hand’ (Psalm 95:7). David, door God aangewezen als onderherder, beleed op zijn beurt zijn vertrouwen in Gods trouwe zorg, bescherming en leiding in de prachtige poëzie van Psalm 23.

Maar niet al Israëls herder-koningen leidden Israël in de grazige weiden van de gehoorzaamheid aan het woord van de Heere. Integendeel, de meesten leidden Gods volk in de onvruchtbare vlakten van afgoderij en onrechtvaardigheid. Daarom verstrooide God Zijn kudde onder de volken, als een straf op hun zonden (Leviticus 26:33, Deuteronomium 4:27 en 28:64, 1 Koningen 14:15).

Nieuwe herders tijdens een nieuwe exodus

Dezelfde God Die Zijn volk verstrooide, beloofde het echter ook weer bijeen te brengen. In Jeremia 23 vers 1 en 2 spreekt de Heere het oordeel uit over de goddeloze koningen van Israël, de herders die de schapen van Zijn weide omgebracht en verstrooid hadden. Deze herders hadden Gods volk de zorg en bescherming onthouden die het nodig had. Nu zal God hen Zijn oordelen niet onthouden. Maar daar blijft het niet bij; in vers 3 en 4 belooft God het volgende:

Ik echter, Ik zal het overblijfsel van Mijn schapen bijeenbrengen uit al de landen waarheen Ik hen verdreven heb. Ik zal hen terugbrengen naar hun schaapskooien, en zij zullen vruchtbaar zijn en talrijk worden. Ik zal over hen herders doen opstaan die hen weiden zullen. Zij zullen niet meer bevreesd zijn, ontsteld zijn of gemist worden, spreekt de HEERE.

De Heere zal zorgdragen voor het herstel van het volk. Hij zal hun herders geven die zorg voor hen dragen en hen voeden en beschermen. Hoe zullen deze herders ten dienste staan van het volk van God? Het parallelle gedeelte in Jeremia 3 vers 15 verwoordt het zo: ‘Ik zal u herders geven naar Mijn hart, die u zullen weiden met kennis en verstand.’ Het volk dat weer bijeengebracht wordt, zal door de nieuwe leiders gevoed worden met kennis en verstand van Gods Woord en Zijn wegen.

En dat niet alleen. God zal een opperste heerser doen opstaan, een nakomeling van David, die het heil van al Gods kinderen zal bewerkstelligen:

Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël onbezorgd wonen. Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID. (Jeremia 23:5-6)

Bij deze nieuwe exodus, de terugkeer van Gods volk naar hun eigen land, zal zelfs de heerlijke verlossing uit Egypte in het niet vallen. Dit zal vanaf dat moment de gebeurtenis zijn waarnaar verwezen wordt als de naam van de Heere wordt genoemd (vers 7-8).

God zal Zijn volk dus bijeenbrengen als een trouwe herder. En God zal vele trouwe herders doen opstaan om voor Zijn volk te zorgen. Maar één specifieke herder-koning zal in het bijzonder instaan voor hun heil en ervoor zorgen dat het hun wel zal gaan onder Gods bestuur.

Ook in Jesaja 40 vers 11 vangen we al een glimp op van de nieuwe exodus, waarin God Zijn schapen weer bijeen zal brengen:

Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden: Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.

Ezechiël 34 schildert meer in detail hoe God als herder Zijn volk zal verlossen. De herders in Ezechiëls tijd weiden vooral zichzelf en niet de schapen. Ze hebben de zieken niet verzorgd en de afgedwaalde schapen niet opgezocht, waardoor Gods schapen verstrooid zijn geraakt (vers 1-6). Daarom zal God deze goddeloze herders oordelen en Zijn schapen eigenhandig redden (vers 7-10). God Zelf zal naar hen op zoek gaan, hen redden, hen bijeenbrengen in hun eigen land, hen voeden en hen naar een goede weideplaats leiden, waar ze kunnen neerliggen en rusten (vers 11-14). ‘Ik zal Zelf Mijn schapen weiden en Ik zal ze Zelf doen neerliggen, spreekt de Heere HEERE. Het verlorene zal Ik zoeken, het afgedwaalde zal Ik terugbrengen, het gebrokene zal Ik verbinden, en het zieke zal Ik versterken (…). Ik zal ze weiden zoals het hoort’ (vers 15-16).

Maar God belooft ook: ‘Ik zal over hen één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden: Mijn Knecht David. Híj zal ze weiden en Híj zal een Herder voor ze zijn’ (vers 23). Dus God Zelf zal hun herder zijn, maar Zijn ‘Knecht David’ ook. En als God Zijn volk weer als een herder zal weiden, zal vrede, zegen, veiligheid, overvloed, vrijheid, eer en de ware kennis van God hun ten deel vallen (vers 25-31).

Jezus de goede Herder

Wie is deze herder die God over Zijn volk aanstelt? Het is Jezus, de goede Herder. Jezus was met ontferming bewogen over de schare omdat ze vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben (Mattheüs 9:36). Jezus is de goede Herder, Die kwam om de schapen leven in overvloed te geven (Johannes 10:10), Die Zijn leven geeft voor de schapen (vers 11 en 15), die Zijn schapen kent (vers 14) en die al Zijn schapen in één kudde bijeen vergadert (vers 16).

De metafoor van Gods volk als schapen diende in de eerste instantie om Israël in de woestijn te beschrijven: hongerig, dorstig, verschroeid door de zin, nog onderweg naar hun vaderland. In geestelijke zin geldt dit allemaal ook voor de kerk van nu. Net als Israël in de woestijn zijn we nog niet in Gods rust ingegaan (Hebreeën 4:11). We krijgen niet alleen te maken met honger en ontberingen, maar ook met tegenstand en vervolging.

Nu zijn we nog zwak en zwerven we rond over de aarde, terwijl we gebukt gaan onder allerlei ontberingen. Maar in Openbaring vangt Johannes een glimp op van onze eindbestemming:

Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen. (Openbaring 7:16-17)

De Heere Jezus is onze Herder, en Hij is een goede Herder. Maar er komt een dag dat Hij voorgoed onze Herder zal zijn. Dan zullen we voor eeuwig verlost zijn van honger en pijn.

Herders in het spoor van de Opperherder

Maar wat heeft dit verhaal nu te zeggen voor de herders van de gemeente? De bekende woorden die Jezus tot Petrus spreekt, wijzen ons in de goede richting. Drie keer vroeg Jezus aan Petrus of hij Hem lief had, drie keer zei Petrus ‘ja’, en drie keer droeg Jezus Petrus op om voor Zijn schapen te zorgen (Johannes 21:15-17). Het evangelie van Johannes gebruikt in dit gedeelte twee verschillende woorden voor ‘weiden’, maar ze betekenen hetzelfde. Beide woorden verwijzen naar de veelomvattende zorg die herders hun schapen geven: ze voeden, weiden, leiden, beschermen… En dat is precies het soort zorg dat voorgangers aan hun kudde besteden.

Ze moeten hun gemeente voeden met het Woord door hun de gezonde leer voor te houden (Titus 1:9-10) en het hele raadsbesluit van God te verkondigen (Handelingen 20:27). Ze moeten hun gemeente beschermen tegen verdraaiing van de waarheid en dwaalleraren (‘wolven die de kudde niet sparen’, Handelingen 20:29-31). Ze moeten hun gemeente voorgaan in een godvruchtige levenswandel (Hebreeën 13:7), om de heiligen toe te rusten tot het werk van dienstbetoon (Efeze 4:12) en goed leiding te kunnen geven aan de gemeente (1 Timotheüs 5:17). Voorgangers moeten zorgdragen voor hun gemeente door de leden liefdevol te voorzien van de raad, hulp en bemoediging die ze nodig hebben.

Kortom: voorgangers zorgen. Ze geven niet alleen om hun gemeente, ze dragen ook echt zorg voor de gemeenteleden. Ze kennen hen. Ze zoeken hen op. Ze geven hun wat ze nodig hebben, zelfs als ze zelf niet weten wat ze het meest nodig hebben of dat niet willen weten.

In dit alles vertonen voorgangers het beeld van God de Vader. Paulus schrijft aan de leiders van de gemeente in Thessalonica: ‘En wij roepen u ertoe op, broeders, hen die ordeloos leven terecht te wijzen, de moedelozen te bemoedigen, de zwakken te ondersteunen, en met allen geduld te hebben’ (1 Thessalonicenzen 5:14). Dat soort zorg op maat is precies ook wat God Zelf aan Zijn volk heeft toegezegd, als Hij belooft dat Hij het verlorene zal zoeken, het afgedwaalde zal terugbrengen, het gebrokene zal verbinden en de hele kudde zal weiden zoals het hoort (Ezechiël 34:16).

Voorgangers vertonen ook het beeld van onze Heere Jezus Christus. Nog voordat er een predikant aan te pas komt, is Hij al de Herder van het volk van God. Hij blijft als een Herder zorgen terwijl de ene voorganger komt en de andere gaat, en blijft hun Herder als de dienstjaren van alle predikanten voorbij zijn gegaan. Daarom noemt Petrus Jezus ook de Opperherder (1 Petrus 5:4). Jezus is de Spruit die God voor David heeft doen opstaan; Hij is de enige ware Herder-Koning van Zijn volk. Maar Zijn werk als herder maakt het werk van menselijke herders niet overbodig. Integendeel, het geeft hun juist kracht en ze worden erdoor toegerust.

Besef je als voorganger dat het werk dat je mag doen in je gemeente deel uitmaakt van de vervulling van een profetie? Bedenk dat God heeft beloofd om véle herders over Zijn volk aan te stellen toen Hij Zijn Opperherder over hen aanstelde (Jeremia 23:4 en 5). Deze herders zullen Gods volk weiden met kennis en verstand (Jeremia 3:15).

Hoe goed sluit jouw prioriteitenlijstje als predikant aan bij dat van de goddelijke herder? Hoe goed ken je de geestelijke noden van je schapen? Hoe veel tijd en moeite steek je erin om in deze noden te voorzien? Ben je vooral druk met de vraag hoeveel nieuwe mensen je naar de diensten weet te trekken of vraag je je vaak af hoe het geestelijk gesteld is met je gemeenteleden: dragen ze veel vrucht of is hun geloof juist verflauwd?

Ben je alert op gevaren die de zuiverheid van hun geloof bedreigen? Of laat je de schapen makkelijk ten prooi vallen aan valse leraren doordat ze in de prediking nauwelijks handvatten meekrijgen om geworteld te raken in de bijbelse leer?

Weet je welke schapen blaken van gezondheid en welke ondervoed zijn? Welke schapen geestelijk sterk zijn en welke ziek zijn? Welke schapen veilig in de schaapskooi zijn en welke ronddwalen in de woestijn?

Als je een opfriscursus nodig hebt over je takenpakket als voorganger, overdenk dan nog eens hoe God door de hele Schrift heen Zijn volk als een herder heeft geleid. Verwonder je over Zijn tedere zorg en krachtige bescherming. Neem een voorbeeld aan de manier waarop Hij vol geduld in de gaten houdt wat elk van Zijn schapen nodig heeft. Verbaas je over de diepte van Gods liefdevolle ontferming: Degene die de sterrenstelsels in Zijn hand houdt, buigt Zich tegelijkertijd voorover om de schapen op te tillen die te zwak zijn om te lopen. Bid dat God je door Zijn genade en de kracht van Zijn Geest een herder naar Zijn hart zal maken.

Bobby Jamieso is voorganger in de Capitol Hill Baptist Chruch in Washington DC. Er verschenen diverse boeken van zijn hand. In de jongste publicatie gaat hij in op het sterven en de hemelvaart van Jezus in de Hebreeënbrief. Jamieson is op Twitter te volgen via @bobby_jamieson.

 

Meer toerusting