20 januari 2020

Vier manieren waarop de hele Bijbel naar Jezus verwijst

We zouden bereid moeten zijn om de principes van verlossende interpretatie te leren, die de schrijvers van het Nieuwe Testament hebben toegepast en waarvan ze voorbeelden geven.

Uit deze principes leren we dat de gebruikelijke benadering om de verlossende aard van alle Bijbelse teksten te begrijpen erin bestaat hoe Gods Woord de persoon en/of het werk van Christus voorspelt, erop voorbereidt, erop reflecteert of het resultaat daarvan is.

Deze vier categorieën van Evangelie-uitleg zijn niet bedoeld om uitputtend te zijn of strikt van elkaar gescheiden te blijven, maar ze helpen ons uit te leggen hoe de gehele Schrift van Christus en/of Zijn werk getuigt.

1. Sommige passages, zoals de profetieën en messiaanse psalmen, voorspellen duidelijk wie Christus is en wat Hij doen zal.

Jesaja schreef over de Messias: ‘En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen’ (Jesaja 9: 5-6 HSV). Dit is een duidelijke voorspelling van Jezus’ persoon en werk en er zijn veel meer van zulke voorspellingen in de profetische gedeelten van de Schrift.

2. Andere gedeelten bereiden Gods volk voor op het begrijpen van de genade van God die hen moet verlossen.

Als David genade bewijst aan Koning Sauls kreupele kleinzoon (een koninklijke afstammeling die Davids rivaal zou zijn voor de troon van Israël), begrijpen we iets van hoe God vijanden vergeeft en genade betoont aan de hulpelozen.

Genade springt niet ineens als bij verrassing tevoorschijn in het Nieuwe Testament. Gods volk was millennia lang al voorbereid om de genade van Christus te begrijpen en te ontvangen.

Veel passages in het Oude Testament bereiden Gods volk niet alleen voor om Zijn genadige voorziening te begrijpen, maar ook om hun nood te leren kennen. Als Paulus in Galaten 3 vers 24 schrijft dat de wet onze leermeester tot Christus was, begrijpen we dat de hoge en heilige normen van de Wet ons voorbereiden om Gods genade te zoeken in plaats van verwachting te hebben van de kwaliteit van onze daden om voor Hem aanvaardbaar te zijn.

De offerdienst bereidt ons verder voor om te begrijpen dat er zonder bloedstorting geen verzoening is voor ons onvermogen om de Wet te houden (Hebr. 9:22). En omdat Abrahams geloof hem tot gerechtigheid werd gerekend, zijn we voorbereid om te begrijpen dat ons staan voor God afhangt van het vertrouwen op wat een Ander voorziet (Rom. 4: 21-22).

Genade springt niet ineens als bij verrassing tevoorschijn in het Nieuwe Testament. Gods volk was millennia lang al voorbereid om de genade van Christus te begrijpen en te ontvangen.

3. Omdat genade de sleutel is om Gods bedoelingen te begrijpen, met Christus als hoogtepunt, worden door de Schrift heen aspecten van het Evangelie weerspiegeld.

Als een tekst geen duidelijke voorspelling doet en ook niet voorbereidt op Christus’ persoon of werk, kunnen de verlossende waarheden altijd worden onderscheiden door twee vragen te stellen, die je met recht aan iedere tekst kunt stellen:

  • Wat weerspiegelt deze tekst van de aard van God, Die de in de verlossing voorziet?
  • Wat weerspiegelt deze tekst van de aard van de mens, die de verlossing nodig heeft?

Deze vragen zijn de lenzen waardoor we iedere passage kunnen bekijken om te zien wat het weerspiegelt over de aard van God en/of dat van de mens. Deze lenzen laten ons onvermijdelijk zien dat God heilig is en wij niet. Dat God soeverein is en dat wij kwetsbaar zijn. Dat God genadig is en dat wij zijn genade nodig hebben. Deze ‘leesbrillen’ maken ons ervan bewust dat we aangewezen zijn op Gods genade om verlost te worden van onze zonde en onmacht. Christus mag dan in de tekst niet met name worden genoemd, maar uit de weerspiegeling van Gods natuur en de onze wordt de noodzakelijkheid van Zijn genade zichtbaar.

Het gebruik van deze ‘leesbrillen’ door het Oude en Nieuwe Testament heen, toont ons de genadige natuur van God die in verlossing voorziet, want Hij geeft kracht aan de zwakken, rust aan de vermoeiden, verlossing aan de ongehoorzamen, trouw aan de ontrouwen, voedsel aan de hongerigen en redding aan de zondaren. We leren ook iets van de menselijke natuur, die verlossing nodig heeft, wanneer helden falen, aartsvaders liegen, koningen vallen, profeten de moed laten zakken, discipelen twijfelen en verbondskinderen afgodendienaars worden. Deze lenzen voorkomen dat we de personages in de Bijbel enkel zouden gaan zien als morele helden om na te volgen, maar veeleer als gebrekkige mannen en vrouwen die zelf aangewezen waren op Gods genade.

Elke tekst, in zijn verlossende context gelezen, weerspiegelt een aspect van de gevallen toestand van de mensheid, die de genade van God nodig heeft. Door te focussen op deze gevallen toestand komen lezers tot het overwegen van de Goddelijke oplossing. Het karakter van die oplossing is genade, die tot een absoluut hoogtepunt komt in de gave van de Heiland.

4. We begrijpen hoe Gods verlossende boodschap verschijnt in de Schrift door teksten die voortvloeien uit Christus’ werk voor ons.

We zijn gerechtvaardigd en geheiligd door Christus’ verzoenende werk en geestelijke inwoning. Onze gebeden worden gehoord door zijn priesterlijke voorspraak voor ons. Onze wil wordt getransformeerd vanuit onze vereniging met Hem. We aanbidden als antwoord op Gods genadige gave van ieder aspect van onze verlossing.

Waarom moeten we de Schrift zó lezen dat we begrijpen hoe onze acties en identiteit het gevolg zijn van genade? Om de volgorde van de imperatieven en de indicatieven van de Schrift zuiver te houden. De imperatieven (wat we moeten doen) zijn altijd resultaat van de indicatieven (wie we zijn door Gods genadige geschenk); wat we doen is nooit oorzaak van wie we zijn met betrekking tot onze eeuwige status in Gods koninkrijk en familie. We gehoorzamen omdat we Gods geliefden zijn, niet om God te bewegen ons lief te hebben. Zijn genade jegens ons gaat vooraf aan, stelt ons in staat tot en motiveert onze inspanningen tot heiliging.

We gehoorzamen omdat we Gods geliefden zijn, niet om God te bewegen ons lief te hebben. Zijn genade jegens ons gaat vooraf aan, stelt ons in staat tot en motiveert onze inspanningen tot heiliging.

Een belangrijk voorbeeld van imperatieven die voortkomen uit indicatieven is als God de Tien Geboden geeft aan Zijn volk. Hij stelt hun gehoorzaamheid niet als voorwaarde voor Zijn liefde. Eerst verklaart Hij: ‘Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft’ (Deut. 5:6 HSV). Pas daarna geeft Hij Zijn geboden. Hij redde Zijn volk voordat ze gehoorzaamden. Hun gehoorzaamheid werd verwacht als resultaat van het ontvangen van Gods bevrijding, niet als voorwaarde om het te verkrijgen. Door dit consistente patroon van verlossing in de Schrift te doorzien hebben we niet alleen een instrument om de structuur van de Bijbel te begrijpen, maar ook een manier om Evangelie-genade te ontdekken, zelfs in passages waarin Gods geboden de overhand hebben.

En waarom is dit indicatief/imperatief-patroon zo belangrijk? Omdat genade niet alleen de grondslag is voor Gods geboden, maar ook de ultieme kracht die ons in staat stelt naar deze normen te leven, omdat we van binnenuit veranderd zijn.


Dit artikel is met toestemming overgenomen van The Gospel Coalition (Nederland en Vlaanderen).

Meer toerusting