17 februari 2021

Innah nephesh? Vast niet.

Innah nephesh. Dat woord kende ik niet tót het moment dat ik als reformatorisch-meisje eens een studie dag van het evangelisch college ging bezoeken.

Het staat vast. Vandaag een zes uur durend college over vasten. Ik weet er eigenlijk vrij weinig van af. Behalve dat de moslims ramadan houden en zich daarin focussen op God. Daarnaast zie ik soms wat Facebook-posts voorbij komen met: ‘Ik vast 40 dagen van Facebook.’ Maar wat het voor mij zou kunnen betekenen? Geen idee. Met de 40 dagen in het vooruitzicht zak ik veilig neer tussen de onbekende mensen en klap ik mijn laptop open om te gaan typen.

Allereerst staat er een vrouwtje op dat naast de katheder ging staan, omdat ze er niet bovenuit kwam. Ze begint te praten en blijkt een bron van oudtestamentische wijsheid te zijn. ‘Innah nephesh.’ Ze pakt de Bijbel en slaat Jesaja 58 open. ‘Innah nephesh’ is de kern. Tot dat moment had ik geen idee waar ze het over had. Maar Innah nephesh is het woord dat in de grondtekst staat voor vasten. En wat dat betekent? Verootmoediging. Jezelf verootmoedigen. Buigen en weten: ‘Ik kan niet verder, ik heb hulp nodig.’ IJverig typ ik mee terwijl ze tal van oudtestamentische Bijbelteksten citeert en zegt: ‘Het is meer dan je onthouden van drinken of eten. Het gaat gepaard met een innerlijke houding.’  Stapje voor stapje neemt de wijze mevrouw de zaal mee in de wereld van het vasten in het Oude Testament. Ze zegt: ‘Vaak wordt het vasten gebruikt in het Oude Testament als antwoord op geestelijke noden, gebeurtenissen en situaties. Het heeft een geestelijk doel.’  Ze somt het op: ‘God zoeken, berouw hebben, Gods vergeving vragen of herstel, spijt en onderwerping. Maar ook zie je het terug komen als er dreiging ontstaat. (Richteren 20:26 of Esther 3:3,16) Het volk gaat vasten om zo de dreiging af te wenden.

Tijdens de pauze beland ik bij de boekentafel waar een lange man met glimmende ogen staat. Ik kijk naar de boeken die hij heeft liggen en zie dat alles over de vroege kerk gaat. Zonder dat ik er naar hoef te vragen begint hij erover te praten. Grijnzend vraag ik hem wat hij er dan zo boeiend aan vind? Met passie antwoord hij: ‘Het is zó schitterend! Ook de vroege kerk was nauw verbonden met Christus. Ze keken naar Jezus in hun handelen en als ik dáár onderzoek naar doe en het lees, vind ik dat zo mooi!’ Al pratend kom ik erachter dat ik met de schrijver van deze boeken aan het praten ben. Hij zegt: ‘Ik vind het belangrijk en boeiend om ook vandaag de dag de vroege kerk te betrekken in onze kerkelijke kaders!’ Ik glimlach en kan zijn standpunt alleen maar beamen.

De volgende lezing wordt door de boekentafel-meneer gehouden. Dit keer dus over het vasten in de vroege kerk, hoe zag dit eruit in het Nieuwe Testament? De woorden van Jezus worden geciteerd over het grote belang vasten. De spreker vertelt hoe de apostelen in Handelingen 13:1-3 gaan vasten om zo tot een inzicht te komen. Ook citeert hij Ambrosius, de kerkvader uit de vroege kerk, die vol vreugde spreekt over Elia en het vasten. Ambrosius schrijft: ‘Onze strijd is het vasten. Ook onze Heiland heeft gevast. En de verzoeker is naar Hem toegekomen. De Heere verkoos het vasten om de boeien te ontbinden. De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij ieder woord. Groot is de kracht van het vasten, het is zo bijzonder dat het Christus verheugde om te vasten. Het woord van Elia, dat tijdens het vasten zijn mond verliet, heeft de hemelen ontsloten. Geen druppel water is er op de aarde neergevallen.’

Ambrosius verzamelde zijn gemeente om samen de hele nacht door te brengen en het boek Job te bestuderen. Daarnaast zongen ze psalmen en gezangen. Maar deze uren werd er niet gegeten en gedronken.

Ook de dopelingen in de vroege kerk gingen 40 dagen voor hun doop vasten. Dit stond symbool als afspiegeling van Jezus die ná Zijn doop voorafgaand aan Zijn roeping de woestijn in trok. De dopelingen volgde hun Heere, omdat ze door hun doop herinnerd werden aan hun opdracht om getuigen te zijn.  Ze werden door het vasten herinnerd aan het lijden én het vasten van Christus. Het kwam uiteindelijk neer op de wereld verzaken, de duivel afzweren en strijden tegen het eigen vlees.

De eindconclusie van de boekentafel-meneer is dat we ver afgedwaald zijn van de vroege kerk waar het vasten een grote plaats in nam.

Met grote ogen hoor ik aan wat ik nooit eerder heb gehoord. De Koptische kerk blijkt verdeeld over een heel jaar in totaal 200 dagen vast. Compleet nieuw voor mij. En Wilhelmus a Brakel schreef: ‘Vasten is een buitengewone godsdienstige oefening. Waar de gelovige zich één dag van alles onthoudt en zich voor God verootmoedigd. Het is een droevig teken van groot verval dat men zo weinig gebruikt maakt van het vasten. Zowel publiekelijk als in het geheim. Als zij die het goede van Sion willen zien, laat hen dan in zichzelf de behoefte tot deze plicht opwekken!’

Na de pauze neemt een dominee met een olijk gezicht zijn plaats in achter de katheder. Hij gaat ons vertellen waarom vasten op de achtergrond geraakt is in de Protestantse traditie. In de Rooms-Katholieke kerk werd het mensen op een gegeven moment opgelegd om te vasten. Men ging het zien als een plicht en zo werd vasten iets wettisch. Iets wat zich in allerlei tijden weer herhaald, ook in de kerken van nu. Dingen kunnen een gewoonte worden zonder dat er Bijbelse grond voor is, zonder Jezus. Zwingli was daar fel op tegen en sprak: ‘Laat daarin de christen mens vrij!’

Calvijn benoemt in zijn Institutie (voor de liefhebbers: IV, 12, Paragraaf 14-21) dat het vasten vanaf de tijd van de apostelen altijd een plaats heeft gehad in de kerk. Hij benoemt deze dingen en klaagt er daarbij over dat veel mensen het nut van vasten niet meer in zien. Hij noemt daarbij drie doeleinden van het vasten:

  1. Beheersing van je lichamelijke behoefte
  2. Concentratie om te mediteren
  3. Verootmoediging voor God

Volgens Calvijn kon het gebed van de gemeente samen gaan met vasten, als het uiteindelijk maar wel om de innerlijke gesteldheid van het vasten zou gaan. Hij verzette zich tegen het uiterlijke vertoon, omdat het grote gevaar zou zijn dat het dáár om zou draaien. We doen het niet om de beloning van een goed werk, maar we doen het om Hem – Jezus Christus! Ook bij Calvijn kwam het weer terug: Verootmoediging. Innah nephesh.

Innah nephesh. Laten we daar weer even op terug komen. Met alle informatie in mijn hoofd, zie ik wel duidelijk dat het voor de broeders van de kerk van alle tijden, en op wiens schouders ik mag staan, het vasten een normale zaak was. Het had een plek in hun geloofsvocabulaire én geloofspraktijk. Terwijl ik in de auto zit overdenk ik de woorden van de olijke dominee nog eens: ‘Je hebt allerlei vormen van vasten. TV-vasten, Facebook vasten, vasten van het eten, en vul het zelf maar in. Meer dan wat ook gaat het bij vasten om het afwijken van het gewone patroon in je leven om daarin meer naar en op Christus te zien. Versoberen in de 40 dagen tijd versterkt het besef dat we in een andere periode zitten. Bezinning.We zijn nu aangekomen in de tijd van het lijden van Christus en Zijn opstanding. Bij vasten hoort een hart van verootmoediging. Nu Christus is gekomen en krijgt die verootmoediging de kleur van: ‘Richt je op Christus!’ 

Terug de dagelijkse praktijk in. Ik weet niet hoe ik het vorm moet geven. Ik weet wel dát ik het vorm moet geven. Innah nephesh. Verootmoediging. Jezelf verootmoedigen, op welke manier dan ook. En innnah nephesh nog duidelijker te beseffen door mij van iets te onthouden, sober te eten of even niet te eten. Of gewoonweg mij te onthouden van wat mij vast houdt. Waarin ik buig en weet: ‘Ik kan niet verder, ik heb hulp nodig.’

Ik wandel met de oorverdovende drukte nog in mijn hoofd de 40 dagen tijd in en zie een verlaten Jezus in de hof. Hij zweet helse angsten uit in druppels bloed. Ik loop langs Pilatus die het bloed van zijn handen wast en ik het liefst met hem. Ik loop langs Petrus en hoor hem zeggen: ‘Ik ken Hem niet.’ Ik loop langs de heuvel en zie hoe de spijkers in Zijn handen worden geslagen. Ik beleef de drie uren dikke duisternis en hoor dan de woorden: ‘Het is volbracht.’ Ze stromen mijn hart binnen, laten mij knielen en zeggen: ‘Innah nephesh. Ik kan niet verder, ik heb hulp nodig.’

Misschien is dáárom vasten zo moeilijk. Misschien vond ik het dáárom niet zo nodig. Misschien wist ik er dáárom zo weinig van af. Die innah nephesh-houding gaat in tegen de ‘ik’ die schreeuwt: ‘Ik kan wel verder, ik heb geen hulp nodig.’ Afhankelijkheid, ootmoed en nederigheid wordt gespeld door het woord: Innah nephesh. ‘Ik kan niet verder, ik heb hulp nodig bij iedere stap.’ Niet omdat het hoort, of omdat ik het volgens een opgelegde regel moet zeggen. Maar omdat Híj de diepste weg van nederigheid is gegaan voor míj. Het enige wat ik kan doen is stoppen en knielen. En bij het kruis mijn zonden laten afwassen door de woorden: ‘Het is volbracht.’ En terwijl mijn hart de woorden ontvangt, fluister ik met een gebogen hoofd en ogen vol verwondering: ‘Het enige wat ik U kan brengen is: Innah nephesh.’ 

Meer toerusting