31 oktober 2020

‘Hoe refo ben jij?’

Het begon allemaal eens toen ik tussen reformatorische prachtleerlingen zat en mee keek met de godsdienstlessen.

‘Hoe refo ben jij?’ pronkt er boven de test uit het boekje wat de refojongeren van de reformatorische scholen krijgen. Een fris en mooi uitziend boekje genaamd: HerVst. De nadruk op de V. Van Vijfhonderd. Je weet wel, vijfhonderd jaar reformatie.

Ik zit tussen de leerlingen en kijk toe hoe het blad wordt uitgedeeld. ‘Kijk, dat is Luther op de voorkant, best vet gedaan zo!’ roept er eentje door de klas. Het blad is gevuld met allerlei stukken. Een interview met verschillende Rotterdamse dominees onder de kop ‘Reformator anno 2017’, een interview met twee oud refo-leerlingen die Rooms Katholiek zijn geworden, een whatsapp-gesprek met Luther en door leerlingen geschreven gedichten. Dit alles met een mooie lay-out. Vris dus.

Snel bladeren de leerlingen door naar bladzijde 21. Dé refotest. Ik pak mijn pen en ook ik ga het aan. (Hieronder zie je een paar vragen uit de test)

____________________________________________________________________________________________

Uit welke Bijbelvertaling lees je het liefst?
a. De Statenvertaling, dat is de enige goede vertaling die er is.
b. Ik pak uit gewoonte de Statenvertaling, maar vind een andere vertaling niet verkeerd.
c. Een modernere Bijbelvertaling, dan begrijp ik beter wat er staat.
d. Ik lees (bijna) nooit persoonlijk uit de Bijbel.

Ben je een kind van God?
a. Dat durf ik niet te zeggen, ik bid wel elke dag om een nieuw hart.
b. Ja, ik geloof dat Jezus Christus mijn Verlosser is.
c. Nee, het geloof zegt me niet veel.

Welke muziek heeft je voorkeur?
a. ik hou van geestelijke muziek (koor) en instrumentale muziek (klassiek).
b. Ik luister zowel christelijke muziek als popmuziek
c. Ik kan vooral genieten van Sela en Opwekking
d. Christelijke muziek vind ik te soft, doe mij maar popmuziek

Hoe denk je over de kerk?
a. Ik ga het liefst twee keer per zondag naar een kerk waar de preek centraal staat, waar we psalmen zingen en waar vrouwen/meisjes een hoed dragen.
b. Ik ga graag naar een kerk waar het allemaal iets ‘vrijer’ is; het zingen van gezangen in de dienst vind ik fijn en het delen van de geloof is belangrijker dan het uiterlijk
c. Ik ga naar de kerk omdat het moet. Liever ging ik helemaal niet.

Hoe zie je God het meest?
a. Ik zie God vooral als Rechter. Die de wereld en ook mij eens zal oordelen.
b. Ik zie God vooral als Koning. Die alles bestuurt en ook mijn leven leidt.
c. Ik zie God vooral als mijn Vader, vanwege Zijn Zoon Jezus, in Wie ik geloof.
d. Ik zie God vooral als de Afwezige in mijn leven. Ik twijfel of Hij wel bestaat.

Luther vroeg zich af: hoe word ik rechtvaardig voor God? Wat is volgens jou een sleutel woord in het antwoord op de ze vraag?
a. Uitverkiezing
b. Genade
c. Je eigen keuze

Vragen voor meisjes
Wat is jouw kledingstijl?
a. Ik draag altijd een rok of jurk. Veel van mijn kleding is merkkleding.
b. Ik draag meestal een rok of jurk, maar in mijn vrije tijd ook graag een broek. Het volgen van de laatste modetrends vind ik belangrijker dan een merkje op je kleding.
c. Vreselijk, die rok! Zodra ik uit school ben, doe ik een broek aan.
____________________________________________________________________________________________

Met spanning check ik de score.

33-44 punten: jij bent een échte refo. Het geloof is belangrijk voor je, het oud-vertrouwde is waardevol en daarbij horen ook uiterlijke regels.

22-32 punten: je bent wel christen, maar geen refo. Het geloof is belangrijk voor je, vernieuwing en vrijheid horen daarbij: uiterlijke regels vind je minder belangrijk.

0-21 punten: je bent geen refo en het christelijk geloof zegt je weinig tot niets.

Nou. Ik zit dus in de categorie 22-32 punten. Balen dit. Ik voel me namelijk refo, maar ben het niet.

Boeiende gesprekken ontstaan binnen de groep. De jongen naast me is uitgekomen bij het laagste punten aantal en zegt: ‘Ja, ik vind de kerk wel leuk op zich, maar ik heb niet veel met God. Eigenlijk is Hij afwezig in mijn leven.’ Ergens anders hoor ik weer: ‘Ja, maar ik ben geen kind van God. Maar ik geloof wel dat alleen Jezus je kan verlossen. Maar kun je dat zomaar zeggen dan?’ Weer ergens anders hoor ik: ‘He, deze test is echt raar hoor. Hoe vaker je ‘a’ kiest, hoe hoger en beter je als refo eruit komt! Hoe kan dat nou? Het gaat er toch helemaal niet om wat je voor kleding draagt en hoe zwaarder je gedachten over uiterlijke dingen zijn?! Het lijkt wel dat als je dus niet durft te zeggen dat je een nieuw hart hebt, je een betere refo bent dan als je dat wél durft te zeggen?!’

Spijker op z’n kop. De test is een goed gelukte grap die een enorme spiegel voorhoudt. Want, wát is er nog over van het reformatorisch zijn? Hebben we het gedegradeerd tot twijfelen aan een genadige God, kleding en nog een keer twijfel? Hebben we het weten te degraderen tot een angstcultuur waar we alles vooral binnen onze eigen ontwikkelde kaders willen houden in plaats van de kaders van het frisse Woord van alle tijden? Bestempelen we de jongeren als geen refo, als ze liever een broek dragen of afwijken van onze kledingvoorschriften en ook nog eens naar Sela luisteren? Zijn we geen refo, als we liever naar een kerk gaan waar gezangen worden gezongen en het ook nog een kerk is waar het belangrijk is om je geloof te delen met elkaar?

Leven van ‘genade alleen’ vind ik veel te moeilijk, laat mij maar goede daden doen.

Vijfhonderd jaar reformatie. Het is nu wel weer eens tijd voor een test. ‘Hoe Refo zijn we nog?’ De Bijbel alleen lijkt soms onder het stof van onze eigen dogma’s te liggen. Een schema over elke preek wat er voor zorgt dat er elke zondag het zelfde verhaal verteld wordt, zonder de tekst zijn recht te doen. Alsof we niet meer geloven in het Woord alleen, dat scherper en krachtiger is dan iets op deze aarde. Durven we Gods woord nog zélf te laten spreken? Want, daar heeft Hij onze schema’s en stappen plannen niet eens voor nodig.

‘We prediken niets anders dan Jezus Christus en Die gekruisigd.’ Al moet er toch best wat bijkomen wat éérst moet gebeuren.

Het andere uiterste is dat we Zijn Woord hebben afgedaan als een methode die ons leert hoe we maatschappelijk verantwoord in deze samenleving kunnen staan en we verwateren onze boodschap omdat we Zijn woorden niet meer radicaal durven te laten spreken. ‘Christus alleen’ lijkt erg op de voorgrond te staan. ‘We prediken niets anders dan Jezus Christus en die gekruisigd.’ Evenals ‘genade alleen’. Al moet er toch best wat bijkomen wat éérst moet gebeuren. We zeggen dan dat er geen voorwaarden zijn, maar ondertussen krijgt de helft van de gemeente een schuldig gevoel omdat het nog geen tranen heeft gelaten en zo weinig zondenbesef voélt. Alsof de sola ‘Jezus alleen’ verword tot ‘de mens alleen’ en ‘Geloof alleen’ lijkt verworden tot ‘ongelofelijk alleen’. Het Woord lijkt niet meer binnen te dringen, het geloof niet meer eenvoudig, de systemen laten ons alleen voelen, worstelend met onze vragen, onmogelijk om helder zicht te krijgen op het geloven alleen. Hoe refo zijn we nog?

Overigens, ik kom er in mijn eigen leven ook bekaaid van af. Leven van ‘Genade alleen’ vind ik veel te moeilijk, laat mij maar goede daden doen waardoor ik mij een betere christen voel. Laat mij maar nare dingen denken over een ander, waarmee ik me dan verhef en niet besef dat ik van genadeadem mag leven. Laat mij maar mijn eigen verzinselen navolgen, in plaats van het Woord alleen. Dat Woord doet me veel te veel pijn, ik moet er zelf aan. Christus alleen? Het liefst er nog honderd afgodsbeelden van allerlei formaat naast. En, geloof alleen? Ach, een bevel van Paulus dat ik achterdochtig makkelijk vind klinken.

Laten we even een test doen. Hoe refo zijn we nog?

Zo laten we even een test doen. Hoe refo zijn we nog? Of een betere vraag: ‘In hoeverre lijken we op Jezus?’ Ik moet terug op mijn knieën. We moeten samen op de knieën. Een beeldenstorm aangaan. In ons eigen leven en in de kerk. Met het zwaard van het Woord, het zwaard dat snoeit zodat er nieuwe vruchten komen.

Want nog steeds moéten we blijven geloven dat het Gods werk is. Moeten we het loflied vast houden en moeten we het laten blijven klinken: ‘Soli Deo Gloria.’ En zijn we geroepen om te bidden dat Gods Geest krachtig de kerken zal vervullen.

Gelukkig ziet God het hart aan. Hij weet of we écht zijn, of dat witgepleisterde graven zijn. Hij weet of we de dingen in Zijn gemeente doen omdat we Jezus willen verheerlijken, of eigenlijk angstvallig onze eigen gedachtes willen verheerlijken.

Het stilstaan bij de reformatie moet ons weer op de knieën brengen met het gebed op de lippen:

‘Laat Uw wind maar waaien door kerkelijk Nederland. Overtuig ons van zonden en ongerechtigheden. Reformeer ons hart. Leer ons de schatten van de christenen die ons zijn voorgegaan op de juiste manier omarmen. Leer ons leven van genade en geloof alleen. Ziende op Jezus alleen!’

Sta op, christen! En fluister het in je gebroken kerk: ‘Soli Deo Gloria.’ God alleen de eer. Leef uit die vaste genadevreugde en hou de flinterdunne pagina’s van je Bijbel tussen je vingers. Laat Zijn spreken in je hart wonen. Wees een hoorder en een doener van het Woord. Het kan zomaar een beeldenstorm teweeg brengen, ook al is die nog zo klein. Het kan over 500 jaar nog van invloed zijn.

Meer toerusting