18 februari 2019

Hoe ga ik om met de missers van onze historische ‘helden’?

Vraag: Hoe moeten we omgaan met de morele tekortkomingen en fouten van onze historische ‘helden’ (zoals George Whitefield, Jonathan Edward, Martin Luther King Jr. en Maarten Luther) terwijl we nog steeds van hen willen leren?

Voor ik hierop inga, wil ik beginnen met te zeggen hoe moeilijk ik deze vraag vind. Straks noem ik hier wat redenen voor. We hebben het over zaken als Maarten Luther en zijn giftige antisemitisme. John Wesley, die niet echt de meest dienstbare echtgenoot was, net als George Whitefield. Zowel Whitefield als Edwards hadden slaven. Edwards waarschijnlijk zelfs één of twee gedurende zijn hele leven. Martin Luther King Jr., meer dan eens ontrouw aan zijn vrouw door zijn seksuele wangedrag. En natuurlijk, deze lijst valt uit te breiden.

Waarom deze vraag moeilijk te beantwoorden is

Een van de redenen waarom dit zo moeilijk voor mij is, is omdat – als je alleen al naar de genoemde personen kijkt – de zonden per persoon zo verschillend zijn. De tijden, moralen, gewoontes en verwachtingen waarin ze leefden, waren zo anders. De mate waarin ze zich bewust waren dat ze zondigden – sommigen niet, anderen wel – zijn ook in elk van deze voorbeelden weer anders. En ook de mate van verdriet hierover, soms aan het einde van hun leven. Hierbij denk ik vooral aan Luther.

Met andere woorden, al deze factoren kunnen relevant zijn als je iemand in de categorie van Galaten 5:21 plaatst, waar Paulus zegt: ‘zij die zulke dingen doen, zullen het Koninkrijk van God niet beërven’. Je zou dus kunnen zeggen dat een Maarten Luther of een Whitefield of een Edwards of een Martin Luther King niet gered was, dat ze niet wedergeboren waren. Dat is nogal een krasse uitspraak en ook een die erg moeilijk is om te doen, na meer dan honderd(en) jaren.

Zonden binnen jouw invloedssfeer

Dit is dus waar het mij om gaat. Als het nog levende mensen waren, iemand lid van de lokale kerk, dan was dit mijn aanpak: Als je weet dat iemand in je lokale kerk, dus binnen jouw invloedssfeer, wandelt in goddeloos racisme, antisemitisme of seksuele immoraliteit, dan ga je naar die persoon toe, je vermaant hem en je vraagt hem zich te bekeren. Dan volg je de stappen van Mattheüs 18, en indien nodig, breng je hem voor de gemeente kerkelijke tucht. (En als er dan echte noodzaak is, zullen ze hem ‘in de ban’ doen). Dat is de manier waarop we omgaan met zonden die we zien in de levens van mensen in onze omgeving. (En overigens ook in ons eigen leven).

Hoe moeten we er nu mee omgaan?

Oké, maar wat nu als ze al gestorven zijn en ze boeken hebben geschreven die we toch nuttig vinden? Ik denk dat een paar dingen ons kunnen helpen. We moeten erkennen en bereid zijn het ergste toe te geven. Het is mogelijk dat een persoon die we altijd bewonderd hebben, niet wedergeboren was. Ik denk dat we maar het beste moeten hopen, en we voorzichtig moeten zijn om een definitief oordeel uit te spreken over een Luther of een Edwards of een King.

In plaats daarvan zouden we ons bewust moeten zijn van hun zonden en ze benoemen. Noem ze bij naam, praat het niet goed. Benoem de zonde. Daarnaast moeten we nagaan of díe specifieke zonde hun boeken beïnvloed heeft. Dat is heel belangrijk. In andere woorden, als we zeggen: ‘deze man was een racist’, moeten we de vraag stellen welke zaken in zijn preken en theologie daardoor beïnvloed zijn, zodat wij niet ermee besmet worden. Als we deze lijn willen volgen, denk ik dat we uiteindelijk dankbaar kunnen zijn dat we het nut van hun geschriften mogen toetsen aan de Schriften, en niet aan hun leven.

Stel je leest een preek en je weet niet wie de preek geschreven heeft en je hebt er veel aan. Nu kom je er vervolgens achter dat die persoon ernstige zonden beging in zijn leven. Doet dat de geestelijk impact van de waarheid helemaal teniet? Nee, niet zolang er een Bijbelse onderbouwing  is voor die waarheid.

Wat we nog kunnen leren van de Bijbel

Wat wellicht nog goed is om te noemen in dit ontoereikende antwoord is dat de Bijbel zélf ons bemoedigt: God gebruikte gebrekkige, onvolmaakte mensen om de Bijbel te schrijven. Pas was ik weer helemaal ondersteboven van het opnieuw overdenken van het leven van Mozes. Het laatste wat we van Mozes vernemen is dat God hem streng toespreekt: ‘U hebt Mij niet geloofd bij het water. U sloeg op de rots, u gehoorzaamde Mij niet, u geloofde Mij niet. U zult het beloofde land niet in gaan.’ Hier zie je dat de man die de eerste vijf boeken van de Bijbel schreef, verboden wordt het beloofde land in te gaan. Zijn ongehoorzaamheid was zo ernstig  dat God hem niet eens toestond één voet in het beloofde land te zetten.

En dan Petrus, die ergens in Galaten 2, de heidense volgelingen in de steek laat. Deze actie van Petrus is totaal niet in overeenstemming met zijn eigen leerstuk va rechtvaardiging door geloof alleen. Paulus moest Petrus in dit geval vermanende woorden toespreken. Ondanks de fouten van Petrus, houd ik van van het boek 1 Petrus. Ik houd er echt van, want het is de waarheid.

Ik denk dus dat we wellicht voorzichtig moeten zijn om te oordelen over de zonden van welke dominee of schrijver dan ook. Tegelijkertijd moeten we ze ook niet goedpraten. Benoem ze nadrukkelijk. Wees alert op hoe deze zonden hun geschriften hebben beïnvloed. Tot slot: profiteer van hun geschriften, in zoverre ze overeenkomen met de waarheid van de Bijbel.

Meer toerusting