8 oktober 2018

Hallo? Hallooo!

Hij was op z’n werk. Zij was thuis. ‘Hallo? Halloooo!’ blèrde ze door de telefoon. ‘Ik bel je zo wel even terug, want ze zijn hier druk bezig.’ We hoorden inderdaad allerlei herrie aan de andere kant van de lijn. ‘Oke. Doei.’ Er werd opgehangen.

Binnen enkele minuten rinkelde haar mobiel weer. ‘Hallo? Halloooo!’ Er kwam even geen reactie from the other side. Toen vroeg hij: ‘Horen jullie mij?’ Zij schreeuwde: ‘Ja, ik hoor je wel!’ Maar opnieuw slechts ‘the sound of silence’. Er werd weer opgehangen.

Dichtbij

Enkele minuten later zong de huistelefoon haar lied. De telefoon lag boven. Toen ze hem gehaald had en op wilde nemen, had de beller alweer opgehangen.

Viermaal, scheepsrecht, dan maar. De ringtoon van de mobiel kondigde aan dat de beller nog een nieuwe poging waagde. ‘Hallo? Hallooo!’ blèrde zij. Eindelijk. Hij hoorde het. ‘Je klinkt zo ver weg’, merkte hij op. ‘Nee, hoor. Ik ben gewoon dichtbij’, was haar antwoord.

Ieder schepsel met een beetje christelijk bloed in zijn lijf, weet al lang waarom ik bovenstaande anekdote opgeschreven heb. Je begrijpt allang waar het in het vervolg over gaan zal. Het gebed natuurlijk. Zo verrassend ben ik namelijk niet.

Bovengenoemd telefoongesprek verliep moeizaam. En bidden is evenmin simpel. De discipelen hadden dat haarfijn in de gaten. Ze vroegen aan de Heere Jezus: ‘Heere, leer ons bidden!’ In feite al een gebed op zich.

Misschien vind je bidden net zo lastig als de discipelen. Het kan zijn dat je je afvraagt of je gebed wel aankomt. Je kunt je afvragen of God het wel hoort, of Hij überhaupt wel terugpraat. Misschien lijkt het wel of de lijn ergens middenin je leven plotseling verbroken werd. En toen je eindelijk weer een teken van leven hoorde, was je te laat met opnemen.

Plafond

Ergens anders in de Bijbel spreekt Jezus het volgende: ‘Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader.’ Een binnenkamer doet me denken aan een rustig plekje zonder herrie, zonder ruis. Een plekje waar je elkaar goed kunt verstaan. Waar jij kunt spreken en waar Hij kan spreken.

Maar wat nu als je daar niets van ervaart? Wat nu als je in je depressiviteit, in je verslaving, in je eenzaamheid bidt tot God, maar je hebt het gevoel dat je gebed niet verder komt dan het plafond? Wat moet je daar mee?

Weet je, als je deze vraag stelt, begrijp ik je gevoel. Dat kunnen wij wel eens zo ervaren. Maar de realiteit is anders. Ik moet weer even denken aan het gesprekje van net, waar de één opmerkt dat de ander zo ver weg klinkt. Weet je haar antwoord nog? ‘Nee, hoor. Ik ben gewoon dichtbij.’ Komt je gebed niet verder dan het plafond? Is dat nodig dan? God is toch – met eerbied gesproken – ook aan déze kant van het plafond aanwezig!

Ik moet nu ook denken aan die laagdrempelige dienst, die ik eens bijwoonde. De dominee vergeleek het bidden toen ook met bellen. ‘En wil je Zijn nummer weten?’ vroeg hij.
‘Twee keer vijf. Gevouwen handen.’

Ik voeg eraan toe: Draai dat nummer nog maar eens. Eénmaal, scheepsrecht!

Meer toerusting