26 september 2018

Wat gebeurt er met hen die het Evangelie nooit gehoord hebben?

De man op het eiland. Misschien heb je hem wel eens horen noemen als argument tegen het christendom. Misschien heb je dit bezwaar zelf wel eens geuit.

Hoe kan een goede en liefhebbende God iemand tot de hel veroordelen terwijl diegene nog nooit van Hem gehoord heeft?

Als het gaat om dit gevoelsmatig moeilijke punt, zijn er twee dominante posities onder belijdende christenen: inclusivisme en exclusivisme. Hoewel in beide gezichtspunten Jezus de enige weg naar God is, dringt slechts één van beiden aan op de noodzaak van een bewust geloof in Hem.

Wat is inclusivisme?

Inclusivisme is het geloof en de overtuiging dat verzoening alleen mogelijk is door Jezus Christus, maar dat er ook personen gered kunnen worden zonder dat ze het zelf weten. Ze zijn verlost door de persoon en het werk van een Christus die ze niet bewust omarmen. Simpel gezegd, Jezus kan mensen redden zonder dat ze van Hem gehoord hebben.

Inclusivisten citeren vaak Romeinen 2:1-16, een passage die wordt verondersteld te impliceren dat redding mogelijk is buiten Gods bijzondere openbaring om. De inhoud van Gods algemene openbaring – van zowel het geschapene buiten ons (Romeinen 1:19-20) als de morele wet binnenin ons (Romeinen 2:14-15) – biedt voldoende kennis voor onze redding. Zoals Millard Erickson uitlegt: ‘De opkomst van meer inclusieve visies op onze redding, zelfs onder evangelicalen, is gebaseerd op het geloof dat de algemene openbaring toereikend is voor een heilbrengende relatie met God’ (Christian Theology, 123).

Daarnaast apelleren veel inclusivisten aan de oudtestamentische heiligen die gered zijn zonder de naam van Jezus te kennen. Erickson schrijft: Wat als iemand zich op de genade van God werpt, zonder te weten op welke basis die genade verstrekt wordt? Zou zo iemand niet in zekere zin in dezelfde situatie zitten als de oudtestamentische gelovigen? De leer van Christus en zijn verzoenende werk was nog niet volledig geopenbaard aan deze mensen. Maar ze wisten dat er in vergeving voor hun zonden was voorzien, en dat ze niet aanvaard konden worden door de werken van hun eigen hand. Ze hadden de gedaante van het evangelie zonder de volledige inhoud. En ze werden gered (138).

Maar bagatelliseert deze parallel niet het reddende werk van Christus? Helemaal niet, stelt Erickson met nadruk, want Jezus is nog steeds de bron van alle redding:
De basis van de aanvaarding is nog steeds het werk van Jezus Christus, ook al is de betrokken persoon zich er niet van bewust hoe in zijn redding is voorzien. De redding is altijd toegeëigend door het geloof. Er is in dat opzicht niets veranderd. (138).

De inclusivisten zeggen: ‘Wat voor God belangrijk is, is menselijk geloof in reactie op het ‘licht’ dat Hij gegeven heeft op een bepaald moment en plaats.’ Daarom is het ongerechtvaardigd om een oordeel te vellen over het lot van hen die niet met het Evangelie bereikt zijn.

Een voorganger zei het zo: ‘Ik geloof dat de meeste christenen over deze vraag geen standpunt in durven nemen. Feit is dat God, naast de meest indringende waarschuwingen over onze verantwoordelijkheid om te reageren op het Evangelie, niet bekend heeft gemaakt hoe Hij zal omgaan met degenen die het Evangelie nog nooit gehoord hebben.(1)

Veel inclusivisten doen een beroep op Gods karakter om hun mening te verdedigen. Hun redenering luidt: omdat ‘God liefde is’ zal Hij nooit iemand veroordelen die niet eens de kans heeft gehad om gered te worden (1 Johannes 4:8,16). Clark Pinnock geeft toe: ‘Ik ben het er mee eens dat inclusivisme geen centraal onderwerp van discussie is in de Bijbel en dat er minder bewijs voor is dan men zou willen. Maar het beeld van Gods liefde is zo sterk dat het bestaande bewijs mij voldoende lijkt’.

Het bewijs van exclusivisme

In tegenstelling tot het inclusivisme is exclusivisme van mening dat verlossing alleen mogelijk is door geloof in het Evangelie. (2) Deze visie is de overheersende christelijke positie geweest door de kerkgeschiedenis heen, en is dat nog steeds onder Bijbelgetrouwe evangelicalen. Diverse teksten worden vaak aangehaald om deze visie te verdedigen. Hier zijn er vijf:

1. Romeinen 1
Als eerste: hoewel inclusivisten soms Romeinen 1: 18-23 gebruiken om het belang van algemene openbaring te benadrukken, blijkt uit nadere bestudering dat het gedeelte de exclusivistische visie ondersteunt. Paulus’ punt is dat Gods openbaring in de natuur voldoende is om de mens te veroordelen, niet om hem te redden. Hoewel de man van het eiland ‘God kent’ (vers 21) ‘onderdrukt hij de waarheid’ (vers 18) die waarneembaar is in de natuur en daarom is hij ‘niet te verontschuldigen’ (vers 20). Mensen zijn niet schuldig omdat ze het Evangelie niet gehoord hebben, mensen zijn schuldig omdat ze hun Schepper niet geëerd hebben. Met andere woorden, niet vanwege de afwezigheid van iets (geloof) maar vanwege de aanwezigheid van iets (opstand).

Dus, zal God een onschuldig iemand veroordelen, die nog nooit de naam van Christus heeft gehoord? Nee, want er zijn geen onschuldige mensen.

De Schrift tekent ons de gevallen mens niet als een wezen met een vaag maar nobel verlangen naar genade en vergeving. Bovendien lijken we onontkoombaar aangetrokken tot het uiten van ons geloof door middel van ritueel, liturgie en offers. Dus wat doet de man op het eiland? In de verbeelding van de inclusivist roept hij om vage genade en vergeving, zonder eigen verdiensten te claimen. Echter, in de echte wereld neemt hij waarschijnlijk deel aan een afgodische volksreligie die het evangelie van genade tegenspreekt en ondermijnt. (Het werk van Daniel Strange kan hier behulpzaam zijn, met name zijn inzicht in hoe niet-christelijke religies ‘ondermijnend vervuld’ worden in het evangelie van Christus.)

2. Romeinen 10
Een tweede plaats waar de noodzaak van het geloof in het Evangelie voor onze redding te zien is, is Romeinen 10:

Want ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden. Hoe zullen zij dan Hem aanroepen in Wie zij niet geloven? En hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt? (…) Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.
(Romeinen 10:13-15, 17 vanuit de HSV)

Paulus’ argumentatie is helder:
o De enige weg om gered te worden is door Christus’ naam aan te roepen;
o De enige manier om Christus’ naam aan te roepen is door het evangelie te geloven;
o De enige manier om het evangelie te geloven is door het evangelie te horen;
o De enige manier om het evangelie te horen is als iemand je over het evangelie vertelt;
Het bestaan van een ander middel tot redding, naast het geloof in ‘het woord van Christus’ is moeilijk te rijmen met deze passage.

3. Johannes 14
Ten derde moeten we recht doen aan de verklaring van Jezus: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij’ (Johannes 14:6, vlg. 10: 7,9). Hoewel de inclusivist soms tegenwerpt dat deze verklaring niets expliciet zegt over geloof, wordt het idee zeker geïmpliceerd. Het hele doel van het Evangelie van Johannes is immers om de lezers te overtuigen om te geloven en behouden te worden (Johannes 20:30-31) zoals de voorgaande context duidelijk maakt (Johannes 3:36; 5: 23-24; 6:35; 7:38; 8:19, 24, 42; 11:25; 12:46). De apostel schrijft in dit Bijbelboek niet minder dan 97 keer over geloof. In het licht van de gehele context betekent ‘door Mij’ dus ‘door geloof in Mij’.

4. Handelingen 4
Ten vierde verklaart de apostel Petrus: ‘En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden’. (Handelingen 4:12) Let op dat hij niet slechts zegt dat er geen andere redder is onder de hemel – dat is iets waar de inclusivist ook mee in zou kunnen stemmen – maar in het bijzonder dat er geen andere naam is. Blijkbaar is het kennen van de naam van deze Redder, Zijn precieze identiteit, noodzakelijk.

5. Handelingen 10
Ten slotte is er een verhaal in Handelingen 10 dat ons veel duidelijk maakt over dit onderwerp. God hoort de gebeden van een vrome heiden genaamd Cornelius en draagt hem op om een man te laten komen ‘genaamd Petrus’ (vers 5). Als de mannen van Cornelius de volgende dag het huis van Petrus bereiken, zeggen ze: ‘ Cornelius, een hoofdman over honderd, een rechtvaardig man, die God vreest en van wie heel het volk van de Joden een goed getuigenis geeft, is door een aanwijzing van God aangespoord door een heilige engel om u naar zijn huis te ontbieden om van u woorden van zaligheid te horen’ (vers 22, HSV).

Petrus reist met de mannen mee naar het huis van Cornelius, waar de hoofdman zijn gast aanspreekt: ‘Wij zijn dan nu allen hier aanwezig, in de tegenwoordigheid van God, om alles te horen wat u door God bevolen is’ (vers 33). Het bijzondere is dat Cornelius geen willekeurige boodschap verwachtte, maar een specifieke, zoals de engel hem verteld heeft: woorden ‘waardoor u zalig zult worden en heel uw huis’ (Handelingen 11:14). Met andere woorden: het was een boodschap zonder welke Cornelius, ondanks als zijn religieuze oprechtheid, voor eeuwig verloren zou zijn gebleven.

Waarom wijs ik op deze geschiedenis? Om twee redenen. Als eerste, als er een echte, onbereikte ‘zoeker’ zou bestaan, waarom zouden we dan niet verwachten dat God de Evangelieboodschap aan hem of haar zou openbaren – of dat nu door een zendeling of door een droom gebeurt – net als bij Cornelius? Ten tweede, en nog belangrijker, als er ooit een kandidaat is geweest voor redding door algemene openbaring, dan zou dit zeker Cornelius zijn! Hij was zo godvrezend en vroom als maar mogelijk met het ‘licht’ dat hij had ontvangen. Maar verderop in het hoofdstuk wordt duidelijk dat zelfs buitengewone religieuze oprechtheid niet genoeg is. Petrus moest zijn huis verlaten en meer dan 30 mijl reizen om een boodschap te brengen zonder welke, zoals de Schrift suggereert, zelfs de meest spiritueel ontvankelijke persoon ter wereld niet gered kan worden.

Waarom dit belangrijk is

Dus wat gebeurt er met hen die het Evangelie nooit gehoord hebben? Het antwoord is niet een of andere vage theologische redenering, het is praktisch relevant en eeuwig ernstig. Uw visie op zending, bijvoorbeeld – zowel in termen van haar aard als van haar urgentie – zal direct worden gevormd door uw visie op het lot van de man op het eiland. (Het is ook de moeite waard om ons af te vragen, als goddelijke veroordeling voortvloeit uit de afwijzing van Christus, waarom liefde ons er dan niet toe zou aanzetten om Hem weg te houden van degenen die het Evangelie niet gehoord hebben).

Toch kan men zich afvragen: is het exclusivisme niet oneerlijk? Hoewel we het soms wel op die manier kunnen voelen, moeten we in de uiteindelijke analyse vertrouwen op de wijsheid van een onpeilbaar goede en barmhartige God. Misschien klinkt dit antwoord als een dooddoener, maar dat is het niet! Het is de houding van nederigheid. Tenslotte zijn wij niet in de positie om de Schepper aan ons eindige en ‘gevallen’ begrip van eerlijkheid te onderwerpen. Onze taak is om Hem te geloven op Zijn Woord en om Zijn hart te vertrouwen. Zijn wegen zijn anders en hoger dan onze wegen (Jesaja 55:8-9). Hij heeft geen raadgever nodig, want alles wat Hij doet is goed (Psalm 119:68; Romeinen 11:34). De Rechter van de hele aarde zal recht doen (Genesis 18:25). En bovenal moeten we staren naar Golgotha, het toppunt van wijsheid, en het kruispunt van gerechtigheid en liefde. Daar, aan een Romeins kruis, hing de Rechter van de hele aarde in de plaats van rebellen die niets met Hem te maken wilden hebben.

‘Bezoek veel goede boeken, maar leef in de Bijbel’ heeft Charles Spurgeon eens geadviseerd. Het belangrijkste wat we kunnen doen als we geconfronteerd worden met een emotioneel geladen onderwerp als dit, is om het Woord van God te openen, te bidden om nederigheid en begrip en vervolgens te omarmen wat er gezegd wordt.

(1) Het is de moeite waard om onderscheid te maken tussen meer expliciete inclusivisten (die erop aandringen dat God sommigen die nooit van Hem gehoord hebben, zal sparen) en meer agnostische types (die stellen dat ze het niet zeker weten). Zelfs Herman Bavinck is niet dogmatisch in zijn exclusivisme in het licht van Gods eenzijdige soevereiniteit.
(2) Baby’s en mensen met een verstandelijke handicap die het verwerken van didactische informatie onmogelijk maakt, worden door vele (zo niet alle) exclusivisten als een aparte categorie gezien. Als ze van nature niet in staat zijn om bewust geloof te beoefenen, horen zij niet bij het beeld uit Romeinen 1 – mensen die ‘geen verontschuldiging’ hebben omdat ze God ‘kennen’ en toch actief ‘de waarheid onderdrukken’. Een kind kan niet veroordeeld worden op basis van werken (Romeinen 2:6 en 1 Petrus 1:17). Veel exclusivisten geloven dat God genadig is over zulke on-bewuste beelddragers, op basis van het werk van Christus, los van persoonlijk geloof.
(3) Voor toegankelijke boeken, zie Christopher Morgan en Robert Peterson’s (eds.) Faith Comes by Hearing: A Response to Inclusivism (IVP Academic, 2008) [Geloof komt door het gehoor: een antwoord op het inclusivisme.] Ook het boek van John Piper: Jesus, the Only Way to God: Must You Hear the Gospel to Be Saved? (Baker, 2010). [Jezus, de enige weg tot God: moet je het evangelie horen om gered te kunnen worden?] Voor een meer wetenschappelijke overweging: Daniel Strange: The Possibility of Salvation Among the Unevangelized: An Analysis of Inclusivism in Recent Evangelical

Meer toerusting