29 maart 2024

De vergeving van zonden aannemen

Abraham Scultetus (1566-1625) was hofprediker in Heidelberg. Hij nam ook een belangrijke plaats in tijdens de synode van Dordrecht in 1618-1619. Wat hieronder volgt, is een gedeelte uit een preek op Goede Vrijdag over Mattheüs 27:51-54. Scultetus is altijd weer op zoek naar de troost van het Evangelie voor ons.

Als de Heere Christus na grote angst en pijn met een luide uitroep is gestorven, ontvangen we een derde bewijs dat Hij de waarachtige Messias en Zaligmaker is, doordat de Geest van God over de hoofdman komt. Eerst had hij op Jezus Christus af moeten gaan en Hem, net als andere misdadigers, gevangen moeten nemen en binden, maar nu roept hij het uit: ‘Werkelijk, deze Mens was rechtvaardig’ (Lukas 23: 47). Of zoals Mattheüs en Markus het ons vertellen: ‘Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon!’ (Markus 15:39; Mattheüs 27:54).

Nu Hij hier aan het kruis gespijkerd hangt, moet zelfs een van zijn vijanden van Hem getuigen. Met een krachtige eed bevestigt hij dat Jezus de Zoon van de levende God is.

Uit dit getuigenis van de hoofdman blijkt dat het waar is wat de Heere Christus in het Evangelie van Johannes had voorzegd: ‘Wanneer u de Zoon des mensen verhoogd zult hebben, zult u inzien dat Ik het ben’ (Johannes 8:28). Nu Hij hier aan het kruis gespijkerd hangt, moet zelfs een van zijn vijanden van Hem getuigen. Met een krachtige eed bevestigt hij dat Jezus de Zoon van de levende God is.

Deze troostrijke geschiedenis hebben we samen gelezen of aangehoord. Nu moeten we er heel goed op letten dat we in ons hart overdenken hoe geduldig de Heere Christus geleden heeft en gestorven is. Bedenk ook hoe veel medelijden de zon, het voorhangsel van de tempel en de rotsen met Christus hebben gehad: de zon is verduisterd, het voorhangsel scheurde in tweeën en ook de rotsen zijn gescheurd. Daarmee riepen ook zij uit: ‘Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon!’

Als Jezus niet een vroom en oprecht Mens was geweest en tegelijk de Zoon van God zelf, zou al onze troost smelten als sneeuw voor de zon. Als Hij niet zelf een rechtvaardig mens was geweest, had Hij absoluut niet voor onze zonden kunnen betalen. Maar nu Hij dat wel was en ook zelf de smart van de dood heeft geproefd, zijn wij er zeker van dat onze schuld door Zijn onschuld volledig is kwijtgescholden en vergeven.

Laten wij dan van harte blij zijn en het dankbaar belijden en aannemen dat dit voor ons heeft plaatsgevonden en laten we dit nu en tot in eeuwigheid niet bij ons vandaan houden of ervan afwijken.

Als Hij niet ook de Zoon van God zelf was geweest, had Zijn hemelse Vader Zijn betaling niet als voldoening voor onze zonden kunnen aanvaarden. Maar nu Hij God en Mens tegelijk is, is de betaling met Zijn bloed niet alleen volkomen genoeg, maar ook veel overvloediger en groter dan het al onze zonden en misdaden bij elkaar.

Als ons geweten nu mank gaat, dat wil zeggen, als ons geweten dit niet volkomen kan of wil geloven, moeten we de woorden van de hoofdman maar voortdurend in ons hart en onze mond nemen en het met hem mee zeggen: ‘Werkelijk, deze Mens is Gods Zoon!’ Als dat ons nog niet overtuigt, voeg er dan de krachtige eed aan toe die de profeet Jesaja erop heeft gedaan: ‘Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, onze smarten heeft Hij gedragen’ (Jesaja 53:4). Dit heeft God met een krachtige eed in Zijn Woord laten opschrijven. Gods Zoon, deze vrome en oprechte Mens, heeft onze ziekten op zich genomen en onze smarten gedragen. Laten wij dan van harte blij zijn en het dankbaar belijden en aannemen dat dit voor ons heeft plaatsgevonden en laten we dit nu en tot in eeuwigheid niet bij ons vandaan houden of ervan afwijken.

Natuurlijk is het waar dat eigenlijk alle woorden van God de Heere krachtige en vaste eden zijn. Hij die ze heeft gesproken is immers de waarheid zelf! Toch ziet Hij op de zwakheid van ons arme mensen, die eerder acht slaan op krachtige, beëdigde woorden, dan op andere uitspraken. Daarom bevestigt Hij voor ons Zijn beloften met een krachtige en onverbrekelijke eed, zodat wij in onze zonden niet zullen vertwijfelen. Met de kerkvader Augustinus mogen we getroost uitroepen: ik ben wel een mens die kan twijfelen, maar niet vertwijfelen en daarom zal ik altijd aan de wonden van mijn Zaligmaker blijven denken.

Dit is voor ons allemaal een opmerkelijke troost, want hierdoor zijn we er zeker van dat niet alleen de Heere Christus hangend aan het hout van het kruis als Zoon van God is erkend, maar dat ook wij verhoogd zullen worden. Daarmee bedoel ik dat ook wij van de aarde in de hemel zullen worden opgenomen.

Bron: Abraham Scultetus, Kerck-Postille (Amsterdam 1643), 182v-183r; hertaling: Kees de Wildt.

 

Meer toerusting