29 juli 2019

De ‘overvloedige genade’ van Joseph Prince

Joseph Prince is een charismatische voorganger van een zeer grote kerk in Singapore. Hij heeft een aantal populaire boeken geschreven, maar het is zijn nadruk op wat ‘hypergrace’ (overvloedige genade) wordt genoemd dat in Azië nogal wat discussie oproept. Zijn belangrijkste boek is getiteld Bestemd voor overwinning: leven vanuit de overvloedige genade van God (Destined to Reign: The Secret to Effortless Success, Wholeness and Victorious Living). Deze recensie probeert zich te verhouden tot zijn theologie van ‘overvloedige genade’ (alhoewel deze term in het boek niet gebruikt wordt).

Sterke punten: genade en Jezus

De nadruk van Prince op genade is zonder twijfel gezond te noemen. Het evangelie van Jezus, het hart van het christendom, is er een van genade: we zijn volledig gered door genade – een gratis geschenk van God vanwege de dood van zijn Zoon aan het kruis voor onze verlossing. Het is God ‘Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht’ (Kolossenzen 1:13). ‘Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God’ (Efeziërs 2:8).

Veel christenen begrijpen genade niet goed. De standaard houding van ons mensen is om te proberen iets te verdienen door onze werken of vroomheid. Prince benadrukt terecht dat het evangelie van genade ons juist bevrijdt van deze pogingen om God te behagen door onze eigen inspanningen.

Zwakke punten en gevaren

Er zijn echter een aantal ernstige theologische zwakheden in het boek Bestemd voor overwinning die het gevaarlijk maken.

Het Oude Testament en de wet

Prince begrijpt het Oude Testament niet. Hoewel hij sommige typologieën in het Oude Testament accepteert als aanwijzingen voor Christus, dwaalt hij op andere punten af naar allegorie. Op een gegeven moment suggereert hij dat de boom van de kennis van het goede kwaad in de Hof van Eden symbool staat voor de wet; op een ander moment beschouwt hij het Oude Testament als een soort code om Christus te vinden.

De meest ernstige en verontrustende zwakte van zijn visie op het Oude Testament is zijn omgang met de wet. Volgens Prince is de wet een slechte zaak, een kwestie van slavernij, aangezien het synoniem staat voor wetticisme. De wet is een weg naar verlossing door middel van goede werken met geen enkele kans slagen. Hij merkt op dat het bij de wet alleen om JOU gaat en ‘de wet draait om kijken naar jezelf’.

Toch begint de wet met een verklaring van genade, namelijk dat Jahweh de God is Die Israël uit Egypte heeft gehaald: de wet is dus een antwoord op die genade van God, niet een middel om haar te verkrijgen. Daarnaast laten verschillende wetten zien wie Jahweh is (bijv. behandel slaven en vreemdelingen goed omdat God je gered heeft van de slavernij, je was immers zelf een vreemdeling in Egypte; oordeel onpartijdig omdat God onpartijdig oordeelt). Veel wetten weerspiegelen het volmaakte karakter van God: heb je naaste lief; dien de Heere; heb God lief. In de wet gaat het helemaal niet alleen om JOU!

Prince ziet ook de nuances in het verstaan van de wet in de Bijbel niet. Het Oude Testament zelf zegt: ‘De wet des Heeren is volmaakt, zij verkwikt de ziel’ (Ps. 19:7 – NGB’51). De wet omvat de volledige instelling van offers en rituelen die de weg wijzen om door het geloof in een goede verhouding tot God te staan – en niet te vertrouwen op je eigen gehoorzaamheid.

Het Oude Testament – net zoals het Nieuwe Testament – beseft dat de wet zelf de kracht niet geeft om deze na te leven. Het ziet uit naar de besnijdenis van het hart (Deuteronomium 30:1-6).

Door onze zonde bloot te leggen, laat het ons onze behoefte aan Jezus zien en de noodzaak van Zijn offer om vergeving mogelijk te maken.

Toch beweert Prince (ten onrechte) dat we de Tien Geboden niet moeten prediken omdat het ons zal doden, en gelovigen tot ziekte en depressie zal leiden! Echt waar? Toen Mozes ze predikte in Deuteronomium, zien we vervolgens dat Israël in trouwe gehoorzaamheid het land verovert! Prince klinkt als de tweede eeuwse ketter Marcion – die het Oude Testament verachtte – en lijkt niet meer op hem dan het moment dat hij 2 Timotheüs 2:15 (het Woord van de waarheid recht snijden) verandert in een oproep om het oude en het nieuwe verbond te scheiden (snijden) van elkaar. Dit is een afschuwelijke exegese.

Inspanning en gehoorzaamheid

De ondertitel van het boek van Prince (dit is in de Nederlandse vertaling niet letterlijk overgenomen, red.) suggereert dat het christelijke leven ‘moeiteloos’ zou zijn. Dat idee mag mogelijk aantrekkelijk klinken voor hardwerkende Singaporezen, maar het is verre van Bijbels. Prince sluit zijn ogen voor de vele aansporingen in het Nieuwe Testament om te jagen, te strijden, de wedloop te lopen, de finish te halen, enzovoort. Wanneer hij 2 Petrus 1 bespreekt (‘Zijn Goddelijke kracht heeft ons alles geschonken wat tot het leven en de godsvrucht behoort’), laat hij bewust het gedeelte weg waarin Petrus tegen christenen zegt dat zij ‘zich er met alle inzet op moeten toeleggen’ (vers 5). Voor Prince vormen inspanning en genade een tegenstrijdigheid. Maar dat is simplistisch en selectief gedacht.

Prince beweert dat als je onder de genade bent, je niet langer in zonde leeft (hij beweert niet expliciet dat christenen zondeloos zijn, maar hij gaat er ook niet dieper op in). Hij verwijst selectief naar Romeinen 6, maar wijst er niet op dat Paulus er vanuit gaat dat gelovigen kunnen voortgaan op wegen en in levens vol zonde en zij daarom gewaarschuwd moeten worden: ‘Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren’ (vers 12).

Belijdenis van zonden

Een van de opvallende beweringen van Prince is zijn oproep om onze zonden niet te belijden. Hier vindt je een mengeling van waarheid en dwaling bij hem. Aan de ene kant is het waar dat het bloed van Jezus al onze zonden uit het verleden, heden en de toekomst bedekt. Aan de andere kant roept de Bijbel Gods volk er wel degelijk toe op om zich te bekeren, om zich van de zonde af te keren, om ze zelfs te belijden.

De Bijbel suggereert nergens dat we vergeven worden vanwege onze daad van belijden – we hoeven ons niet elke zonde te herinneren, of in angst te leven dat zonden niet vergeven worden als we er één vergeten (ondanks de karikatuur die Prince hier van maakt). Maar de Schrift spoort ons wel aan om Gods vergeving te beantwoorden met belijdenis van zonden en bekering (zie bijvoorbeeld Openbaring 2-3). Het belijden van zonden blijft een goede en verootmoedigende praktijk voor iedereen die weet vergeven te zijn door de dood van Jezus. Als we Gods genade ontvangen door het geloof, verlangen we ernaar om goede werken te doen, om Gods wetten na te leven, Hem te gehoorzamen en we spannen ons daar voor in.

Gebruik van de Bijbel

Prince schept vaak op dat hij de Bijbel in zijn context leest, maar wanneer het hem uitkomt, negeert hij de context – zoals in 2 Petrus 1 hierboven toegelicht. Over het algemeen benadrukt hij wel de uitspraken van Paulus over de genade, maar doet dit niet bij de bespreking van de goede werken en de moraal die daar op volgen. Hij heeft gelijk als hij zegt dat als we ons de genade op een goede manier toe-eigenen, dat deze genade ons niet in zonde zal leiden. Maar hij ziet niet in dat de geboden en wetten ons helpen ons van de zonde af te houden. Als Prince gelijk had dat we ons niet hoeven in te spannen en we geen wet nodig hebben, dan zouden diverse hoofdstukken en passages in de Bijbel irrelevant zijn.

De pogingen van Prince om zich aan dergelijke passages te onttrekken, zorgen er soms voor dat hij zeer dubieuze interpretaties aanneemt. Sommige daarvan presenteert hij zonder enige onderbouwing, andere zijn ronduit verkeerd. Bijvoorbeeld:

  • Om zich een weg te vinden met 1 Johannes 1, waarin wordt gesproken van het belijden van zonden, beweert hij dat dit hoofdstuk is geschreven aan gnostici – maar de rest van de 1 Johannes-brief is wél aan christenen geschreven.
  • Hij zegt dat sommige uitspraken van Jezus in de evangeliën onder het oude verbond vallen en andere weer onderdeel uitmaken van het nieuwe verbond.
  • Hij beweert dat Romeinen 10:17 (‘Het geloof is uit het gehoor’) alleen van toepassing is op het Nieuwe Testament, maar Paulus maakt helemaal geen onderscheid tussen de testamenten of verbonden – en Paulus gelooft wel degelijke dat het Oude Testament ons wijs kan maken tot zaligheid (2 Timotheüs 3:15).
  • Hij staat erop dat God in het nieuwe verbond een gelovige nooit straft voor zijn zonden – een standpunt dat moeilijk te verdedigen valt in het licht van wat we lezen in Handelingen 5:1-11; 1 Korintiërs 11:30 of Hebreeën 12:4-11. Als Prince zich met het laatste voorbeeld bezighoudt, dan voert hij de bizarre theorie op dat dit alleen betrekking heeft op het bestraffen van kinderen in de opvoeding.
  • Bij de uitleg van ‘de doorn in het vlees’ van Paulus, ontkent hij dat dit een ziekte is, maar veel eerder een persoonlijkheid die ons stoort. Met fantasievolle woordverbindingen probeert hij zijn overtuiging kracht bij te zetten.
  • Hij beweert dat God de lichamen van Kleopas en zijn metgezel bovennatuurlijke kracht moet hebben gegeven om de veertien kilometer naar Emmaüs en weer terug te kunnen wandelen.
  • Hij merkt op dat de koperen slang in de woestijn een oordeel betekent omdat koper het metaal en de kleur van het oordeel is. Enkele bladzijden later zegt hij dat hout een symbool van de mensheid is.
  • Hij beschrijft uitvoerig de grote inspanningen die David deed om de ark van het verbond terug te brengen naar Jeruzalem – ook al was de ark tot dan toe helemaal nog nooit in Jeruzalem geweest.
  • Hij stelt ten onrechte dat het eerste wonder van Mozes’ de verandering van de Nijl in bloed was.
  • Hij komt met een compleet nieuw en fantasierijk idee dat de oproep aan de Laodiciërs in Openbaring 3 die niet warm of koud waren, maar lauw – betrekking heeft op het vermengen van het oude en het nieuwe verbond.

Stijl

De stijl van het boek van Prince is ook verontrustend. Van tijd tot tijd paradeert hij met – wat volgens hem – een openbaring van God is aan hem om de Bijbel te begrijpen. Toch negeert hij systematisch passages die niet bij zijn verstaan van de Schrift passen. Mogelijk heeft God tot hem gesproken, maar dit grenst aan arrogantie of trots. Hij deinst er niet voor terug om te beweren dat hij niet dom is; of om ons te herinneren aan de tijden dat God hem met veel vrucht heeft gebruikt; of om ons te vertellen over zijn wereldwijde bediening. De voorbeelden die hij gebruikt prijzen hemzelf veelal op een of andere manier. En de omslag van het boek is een portret van zichzelf. Alhoewel Prince’s theologie beweert om op God gericht te zijn, is het moeilijk om de zorg te vermijden dat het boek iets te veel op Prince zelf gericht is.

Algemeen

Het algemene wereldbeeld van Prince is dat christenen succesvol zullen zijn. Dat klinkt duidelijk door in zijn ondertitel en in het eerste hoofdstuk. ‘Als je een zakenman bent, wil God dat je een welvarend bedrijf hebt.’ Zo’n welvaartsevangelie is in zichzelf verre van Bijbels. Waar is de oproep om te lijden en vervolgd te worden omwille van het evangelie? Waar is de oproep tot zelfverloochening in navolging van Jezus? Zo’n verraderlijk wereldbeeld is populair, omdat het de menselijke hebzucht kietelt, maar ze is verre van Bijbels. Het maakt onderdeel uit van de misleiding van dit boek.

Conclusie

Prince dwaalt af naar wat Bonhoeffer ‘goedkope genade’ noemde: genade die komt zonder een echte oproep tot discipelschap. Hoewel hij die aanklacht afwijst en zegt dat iedereen die de genade op de juiste wijze omarmt, niet zal willen zondigen (een terechte opmerking), spreekt zijn gebrek aan belangstelling voor of commentaar op de ethische eisen van het Nieuwe Testament anders.

Prince stelt zich op als een scherpzinnige uitlegger van de Bijbel, maar hij is verre van dat. Hij is simplistisch, selectief, misleidend en laat een gebrek aan oog voor nuance, evenwicht en complexiteit zien. Zijn stellingname richt ons terecht op genade en Jezus, maar interpreteert die vervolgens verkeerd en brengt zo zijn lezers in gevaar.

Bekijk het originele Engelstalige artikel voor de bronvermeldingen.

Meer toerusting