22 juli 2020

De kracht van een goed voorbeeld

‘Een goed voorbeeld is niet slechts belangrijk in het leven – het is het enige dat telt.’ Met die uitspraak onderstreepte de bekende zendeling-arts en schrijver Albert Schweitzer het belang en de kracht van een goed voorbeeld. Wie dit artikel leest, zal het vast wel herkennen uit zijn eigen leven. Hoe velen van ons zijn niet beïnvloed door het leven van een bepaalde dominee, een ouderling of een andere christen die we in onze jonge jaren van nabij meemaakten. Als ik het heb over een ‘godvrezende dominee’, wie duikt er dan op in je gedachten? Als ik het heb over een ‘godvrezende christen’, aan wie denk je dan?

God heeft mensen zo gemaakt dat ze geboren worden en naar de volwassenheid toegroeien in familieverband, te midden van andere mensen.

Schweitzer overdrijft natuurlijk. Een leven met God gaat over veel meer dingen, maar die komen wel allemaal samen in het voorbeeld dat iemand is voor anderen. De termen ‘mentorschap’ en ‘vorming’ klinken misschien modern, maar het idee erachter is al heel oud. Uit de manier waarop Hij ons geschapen heeft, kunnen we al afleiden dat Hij zoiets in gedachten had. Hij maakte mensen naar Zijn beeld. Wij moeten Zijn voorbeeld volgen en Zijn karakter gelijkvormig worden. Door de menswording van Christus kwam God in de wereld op een manier die wij konden begrijpen een waardoor we ons tot Hem konden verhouden. Hij kwam, zoals Petrus het zei, om een voorbeeld na te laten ‘opdat u Zijn voetsporen zou navolgen’ (1 Petrus 2:21).

Wij krijgen allemaal een taak als het gaat op het nalaten en volgen van goede voorbeelden. God heeft mensen zo gemaakt dat ze geboren worden en naar de volwassenheid toegroeien in familieverband, te midden van andere mensen. We komen niet voort uit onszelf en zijn ook niet direct volwassen mensen als we ter wereld komen. God heeft het zo uitgedacht dat liefhebbende ouders een belangrijke rol spelen in de weg naar de volwassenheid.

Gemeenschap

Op die manier wil God Zichzelf ook bekendmaken in deze gevallen wereld. Onder het Oude Testament riep God Abraham en zijn nageslacht om een heilig, bijzonder volk te zijn, anders dan de rest van de wereld. Ze moesten bijzonder zijn in die zin dat de wereld het karakter van God weerspiegeld zou zien in de samenleving, doordat ze iets van Zijn waarden en belangen lieten zien. Als God in Leviticus 19 tegen Zijn volk zegt: ‘Heilig moet u zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig’, had Hij het niet alleen tegen individuen – tegen Mozes, Aäron of Jozua. Hij sprak zeker ook tegen hen, maar in Leviticus 19 vers 1 zien we dat God Mozes uitdrukkelijk de opdracht geeft om dit tegen de hele gemeenschap van de Israëlieten te zeggen. De wetten die Hij hun vervolgens gaf hadden alles te maken met relaties, gelijkheid, rechtvaardigheid en sociale interactie. Als deze mensen dus naar elkaar omzagen – naar de verlorenen en de onaanzienlijken, naar de vreemdelingen en de kinderen – zouden ze daarmee iets laten zien van het karakter van hun rechtvaardige en barmhartige Schepper.

Dat Israël niet beantwoordde aan deze hoge roeping is een van de belangrijkste aanklachten van God tegen het volk in het Oude Testament. Daarom verandert er op een gegeven moment iets: in Ezechiël 5 wordt Israël gesteld tot een negatief voorbeeld voor de omringende volken. De HEERE zegt dan tegen het volk: ‘Dit is Jeruzalem: Ik heb het te midden van de heidenvolken gezet met landen eromheen. (…) Ik zal u tot een puinhoop maken en tot smaad onder de heidenvolken die rondom u zijn, voor de ogen van ieder die voorbijgaat. Wanneer Ik over u strafgerichten voltrek in toorn, in grimmigheid en in grimmige bestraffingen, zult u gesmaad en gehoond worden door de heidenvolken die rondom u zij; u zult voor hen een waarschuwing en een reden tot ontzetting zijn. Ík, de HEERE, heb gesproken’ (Ezechiël 5:5, 14-15, naar de Engelse vertaling).

Herhaaldelijk zegt God in het boek Ezechiël dat Hij alles wat Hij met Israël doet, doet omwille van Zijn eigen naam. Dat wil zeggen: Hij doet dat opdat de waarheid over Hem bekend zal worden onder alle volken.

Kinderen van het licht

Zo is het ook Gods plan om door de kerk in het Nieuwe Testament heen een getuigenis te geven Wie Hij is. In Johannes 13 zegt Jezus dat de wereld zal zien dat we Zijn discipelen zijn als we elkaar liefhebben zoals Hij ons ook liefgehad heeft. En Paulus schrijft aan de gemeente van Efeze: ‘U was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht’ (Efeze 5:8).

Door te leven als christelijke gemeenschap leren we elkaar en de wereld om ons heen meer over God.

In ons persoonlijk leven als christen, maar in veel grotere mate in het gemeenteleven, laten we Gods licht van hoop schijnen in deze donkere wereld zonder hoop. Door te leven als christelijke gemeenschap leren we elkaar en de wereld om ons heen meer over God. Als we elkaar liefhebben, laten we iets zien van wat het is om God lief te hebben. Aan de andere kant geldt ook: ‘Wie zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God liefhebben, Die hij niet gezien heeft?’ (1 Johannes 4:20).

In onze heiligheid laten we iets zien van Gods heiligheid. Onze zondige natuur en de wereld om ons heen moedigen ons aan tot een leven vol egoïsme en frustratie, maar wij zijn geroepen om mensen hoop te geven en om te laten zien dat er ook een andere manier van leven bestaat.

Predikanten en voorgangers, wat leert de wereld om ons heen van onze gemeente over God? Dragen we uit dat God Zich beperkt tot ons ras. Dragen we uit dat Hij de zonde door de vingers ziet en dat Hij ontrouw, kleinzielig gedoe en geruzie tolereert? Hebben we onze gemeenteleden geleerd om ernst te maken met de grote taak – het grote voorrecht – om de vitrine, de etalage, de reclametekst, de website te zijn waar Gods karakter wordt gepresenteerd?

Slecht getuigenis

Wat is dat een geweldig voorrecht en wat staan we daar vaak weinig bij stil! Als het lukt om meer mensen naar de kerk te krijgen, denken we op een of andere manier dat dat ons ontslaat van de verantwoordelijkheid voor de mensen die al jaren lid zijn. Maar wat gaat er op dit moment eigenlijk van die mensen uit? Hoe veel inspanning kan het kosten om ondanks het slechte getuigenis dat zij uitdragen het goede getuigenis te laten overheersen, het getuigenis van het werk van God in het leven van mensen die echt tot bekering zijn gekomen.

In de kerkelijke tucht gaat het uiteindelijk niet om genoegdoening of wraak. Dat is iets wat God toekomt en waar vergeven zondaren zoals wij ons niet mee bezig mogen houden (zie Deuteronomium 32:35 en Romeinen 12:19). Maar het is wel onze taak om tegenover anderen te getuigen van Wie God is. We zijn geroepen om in ons leven en ons gedrag een voorbeeld te zijn.

Het is de taak van de kerk om God te vertegenwoordigen door vóór heiligheid te zijn en tegen de zonde.

Heb je weleens opgemerkt hoeveel belang Paulus in zijn brieven hecht aan de vraag hoe een ouderling in de buitenwereld bekendstaat? Daar kunnen verschillende redenen voor zijn, maar een ervan zal zeker zijn dat een ouderling de gemeente vertegenwoordigt tegenover de wereld. De hele kerk zal vast net als hij zijn. Daarom is Paulus ook woedend in 1 Korinthe 5. Heb je opgemerkt tegen wie Paulus zo’n scherpe toon aanslaat? Hij geeft geen uitbrander aan de man die een zondige seksuele relatie is aangegaan. In plaats daarvan bestraft hij de gemeente, die dergelijke zonden kennelijk tolereerde onder haar leden!

We weten dat sommige van onze mensen verdrietig genoeg in de zonde verstrikt zullen raken, zelfs als ze aanvankelijk een goede belijdenis hebben afgelegd. We geloven dat ten minste sommigen van hen zich uiteindelijk weer zullen bekeren en terugkomen. Maar we mogen nooit van een gemeente vragen dat ze hun gezamenlijke verantwoordelijkheid veronachtzamen. Het is de taak van de kerk om God te vertegenwoordigen door vóór heiligheid te zijn en tegen de zonde. Hier ging het Paulus uiteindelijk om in zijn scherpe vermaningen aan het adres van de Corinthiërs – hun gedrag had veel weg van de zonde van het afgodische Israël in het oude Testament.

Tolerantie

Vrienden, wat zou Paulus zeggen van jouw gemeente, of van de mijne? Hoeveel afwezigheid tijdens de diensten tolereren we uit naam van liefde? Hoeveel overspelige relaties of scheidingen op on-Bijbelse gronden staan we binnen onze gemeente toe zonder er iets van te zeggen? Terwijl we op die manier de boodschap overbrengen aan de mensen om ons heen: ‘Wij zijn helemaal niet anders dan jullie.’ Hoeveel ruzieachtige mensen geven we de ruimte om de gemeente te scheuren vanwege kleinigheidjes? En hoeveel valse boodschappen mogen er gebracht worden?

Geliefde broeder, of je dit nu leest als dominee, ouderling, leider, leraar of gewoon als gemeentelid, wees je bewust van de geweldige verantwoordelijkheid die op ons rust. Bedenk hoe we het getuigenis van God het best kunnen uitdragen – door de zonde in ons midden te negeren of door met zachtmoedigheid aan herstel te werken in de levens van hen die in de zonde gevangen zitten. Dat is ook wat Paulus ons in Galaten 6 vers 1 opdraagt. Wat zou de God die wij dienen beter weerspiegelen? Doet Gods barmhartigheid ooit afbreuk aan Zijn heiligheid in Zijn Woord? En in Zijn gemeente? Wat is onze taak in dit opzicht?

Wees je bewust van het voorbeeld dat je bent voor de wereld om je heen. God heeft een geweldig plan met Zijn volk, maar ook met Zijn wereld. Hij roept ons om dat te laten zien in woord en daad. Doen we dat? Moge God ieder van ons helpen om trouw te zijn aan deze grote roeping.

Meer toerusting