31 januari 2018

Dat wordt een V

Ietwat kinderachtig was het wel, dat geef ik toe. Ik vraag me af of er in de geschiedenis van de Vrije Universiteit nog andere studenten zijn geweest, die dit ook wel eens hebben gedaan. Maar ach, iemand moet de eerste zijn. En de gekste.

Het was de laatste periode van mijn eerste studiejaar. Ik moest een review schrijven van drie artikelen. Vol goede moed opende ik die bewuste morgen mijn laptop om deze opdracht binnen niet al te lange tijd voor elkaar te maken. Artikel 1. Engels. En láng dat ie was. Artikel 2. Engels. Nóg langer? Artikel 3. Engels. Langst. En buiten scheen de zon.

Ik besloot er flink met de pet naar te gooien. Niets inleveren gaat tegen mijn natuur in en daarom besloot ik eenvoudigweg een eigen verhaaltje te componeren. Ik schreef dat ik al genoeg had gedaan dat jaar en dat ik daarom besloten had de artikelen niet te lezen, om vervolgens een artikel met “mateloos onzinnige flauwekul (hetwelk een pleonasme is)” in te leveren. Ik schreef dat de opdracht slaapverwekkend was en dat ik na mijn middageten liever even een bezoekje aan het strand wilde brengen.

De lengte was precies goed. De lay-out was academisch. De inleiding en het slot waren niet al te inhoudsloos. Als kers op de taart had ik ook nog een drietal voetnoten toegevoegd. Ik dacht: Ach, aan het einde van het jaar heb ik, als student, geen zin meer, maar die docenten lezen ook écht niet al die tientallen stukjes hoor. Inleveren maar. Ik had al voorpret vanwege de V (voldoende) die ze me zouden geven…

Toch niet. Na enkele dagen ontving ik mijn feedback: “Dag Gerco, je hebt een tamelijk onvolwassen paper geschreven dat niet veel goeds beloofd voor het afronden van de cursus met een voldoende. Kom op, zeg!”

Tja…

Als ik heel eerlijk ben, leef ik soms namelijk net alsof de grote Lezer het toch niet allemaal zal doorspitten…

Hoewel het nu misschien niet meer zo geloofwaardig klinkt, ben ik eigenlijk nooit echt zo’n ‘pettengooier’ geweest. Meestal probeer ik me volledig in te zetten en mijn best te doen. Op school dan. Want ach, ik schrijf niet slechts wetenschappelijke papers; in het dagelijks leven schrijf ik ook. Figuurlijk. Iedere dag een kantje aan levensgeschiedenis. En dan zijn de verhalen ook niet altijd even fraai. Als ik heel eerlijk ben, leef ik soms namelijk net alsof de grote Lezer het toch niet allemaal zal doorspitten…

Het beeld van een oordelende God ben ik misschien wel een beetje kwijtgeraakt. Ik rommel zo vaak maar wat aan, bewust of onbewust. Ik neem het allemaal niet zo nauw. Niet te moeilijk doen.

Jezus spreekt wel anders. Je daden, je woorden: God kent ze. Je moet er eens verantwoording van afleggen. Het is alsof Jezus zeggen wil: Let goed op, God leest élke letter van jouw levensgeschiedenis …

Als ik mijn levensboek vol tamelijk-onvolwassen-christenverhalen er nog eens op nasla, stel ik me een hoofdschuddende Lezer voor: “Dit belooft niet veel goeds…”

Misschien is het goed om te stoppen met schrijven. Misschien is het beter om de pen over te dragen aan God. Want ja, als Hij mijn levensgeschiedenis gaat schrijven, nou, dan weet ik het wel:

Dat wordt een V!

Meer toerusting