Het is triest maar waar: tijdens onze huwelijksreis – op de tweede dag of misschien was het de derde – hebben mijn vrouw Lisa en ik een enorme ruzie gehad. Zij weet misschien nog waarover die ging, maar ik niet. Ik vergeet zoiets eigenlijk altijd. Blijkbaar zijn de meeste dingen waarover we ruzie maken lang niet zo belangrijk als ze op dat moment lijken. Iets anders wat ik in de loop van de jaren heb geleerd, is dat de meeste echtelijke ruzies die we hebben, voortkomen uit mijn egoïsme. Ik weet wel zeker dat Lisa het ermee eens als ik zeg dat de ruzie tijdens onze huwelijksreis daarop geen uitzondering is.
Wat ik me wel herinner is dat ik uit ons appartement in Vail (Colorado) naar buiten ben gestormd en op de parkeerplaats lang met de Heere in discussie ben geweest. Toen ik er met Hem uit was, kon ik weer naar binnen gaan om haar mijn excuses aan te bieden. Belangrijker is dat ik me toen vast heb voorgenomen nooit meer weg te lopen als ik ruzie met Lisa zou krijgen, maar er alles aan te doen wat nodig is om de dingen op te lossen, hoeveel tijd het ook zou kosten.
De liederen uit het Hooglied waarbij we in dit hoofdstuk stilstaan, vertellen een soortgelijk verhaal. Niet lang na hun trouwen – misschien waren ze nog op huwelijksreis – kregen deze pasgetrouwden uit Israël ruzie. Terwijl we luisteren naar hun lied en horen over hun pijnlijke scheiding, ontdekken we dat hun huwelijk niet bepaald een ‘ze leefden nog lang en gelukkig’ was. Als we zien wat er voor nodig was om hen weer bij elkaar te brengen, leren we iets wat nog belangrijker is: hoe we dapper moeten vechten voor de romantische vriendschap die God het huwelijk noemt.
Vanavond niet, schat
De scène in Hooglied 5 opent met de bruid, die alleen in bed ligt. Ze slaapt half. Dat verklaart waarom dit gedeelte wel een droom lijkt. Haar man is blijkbaar weggeweest, we weten niet precies waarom. Hij komt laat thuis en vindt de deur van zijn slaapkamer op slot. Als zijn vrouw hem op de deur hoort kloppen, zegt ze: ‘Ik sliep, maar mijn hart waakte. De stem van mijn liefste, die aanklopte’ (Hooglied 5:2).
Terwijl zijn vrouw in bed ligt, probeert haar geliefde echtgenoot haar over te halen de deur open te doen:
Doe mij open, mijn zuster, mijn vriendin,
mijn duif, mijn volmaakte,
want mijn hoofd is vol dauw,
mijn haarlokken vol druppels van de nacht. (5:2)
De echtgenoot spreekt vol genegenheid en gebruikt dezelfde koosnamen die hij in het Hooglied al eerder gebruikte. Wat hem betreft, is hun huwelijksreis nog lang niet voorbij. De bruidegom is thuisgekomen met een hart vol liefde en hij verwacht duidelijk dat zijn bruid net zo sterk naar seksuele intimiteit zal verlangen als hij. Zijn tedere woorden bevatten meer dan genoeg toespelingen om zijn bedoelingen duidelijk te maken.
Helaas voor hem is seks wel het laatste waaraan zijn vrouw denkt. Ja, uren geleden was ze er klaar voor. Ze was in bad geweest en had iets uitdagends aangetrokken. Nu is het geschikte moment voorbij. Het enige wat ze nu nog wil, is lekker blijven liggen. Ze geeft de lezers een rechtvaardiging voor haar passief-agressieve gedrag. Het is maar een slap excuus: ‘Ik heb mijn onderkleed uitgetrokken. Waarom zou ik dat weer aantrekken? Ik heb mijn voeten gewassen. Waarom zou ik ze weer vuilmaken?’ (5:3).
Ondertussen blijft haar echtgenoot aan de deurknop rammelen. Ze is toch wel zo verliefd op hem dat het niet lang duurt, voordat ze hem niet langer laat smeken:
Mijn liefste trok zijn hand uit de opening van de deur
en mijn binnenste werd onrustig om hem.
Ik stond op om mijn liefste open te doen,
en mijn handen dropen van mirre
en mijn vingers van vloeiende mirre
over de handgreep van de grendel. (5:4-5)
Met andere woorden, de jonge bruid stapte uit bed, deed nog meer parfum op en ging open doen, in de verwachting dat haar geliefde in haar armen zou vallen en ze opnieuw naar bed zouden gaan. Maar toen ze de deur opendeed, kreeg ze de schrik van haar leven: haar man was nergens meer te bekennen.
Komt zo’n liefdesruzie je bekend voor? Iedereen die ooit verliefd is geweest, weet dat Shakespeare gelijk heeft: ‘Het pad van de ware liefde is nooit een gladde baan’ (A Midsummer Night’s Dream). Hij heeft zijn verwachtingen, zij de hare. Als verwachtingen niet overeenkomen, wordt er iemand boos. De een is klaar voor intimiteit, de ander niet. Het doet pijn om weggeduwd te worden, dus op het moment dat de onwillige partner zover is, wil de beledigde partij het betaald zetten door dezelfde soort pijn te veroorzaken.
Wat de geliefden in het Hooglied overkwam, is zoals het geliefden eigenlijk altijd vergaat. Het duurde niet lang voordat de bruid haar armen weer opende voor haar geliefde bruidegom, maar hij was te egoïstisch om te wachten. ‘Ik zal het haar weleens duidelijk maken!’ zei hij. ‘Als ze de deur niet opendoet en me nu binnenlaat, ga ik ergens anders heen.’ In plaats van te blijven om dingen uit te praten, ging hij boos weg.
De ruzie tussen de geliefden in Hooglied 5 kan ons helpen de egoïstische patronen in onze eigen conflicten te zien. Als ik boos word, is dat vaak omdat ik een verwachting had waaraan iemand anders niet voldoet, of waaraan het leven zelf niet voldoet. Om met mijn boosheid om te gaan, helpt het me na te gaan wat mijn verwachtingen waren en me af te vragen of ze gericht waren op de heerlijkheid van God of niet. Het helpt me ook als ik nadenk over de verwachtingen die anderen hadden, want dan zal ik waarschijnlijk meer begrip kunnen opbrengen voor hun standpunt. Dat kan ons helpen om samen uit te zoeken hoe we het goed kunnen maken. Als we onze verwachtingen niet onderzoeken in het heldere licht van Gods Woord, zullen we steeds weer dezelfde ruzies hebben. Dan houden we het misschien niet vol in onze relatie.
Lees verder in:
Lees meer in: Voor eeuwig verbonden