1 september 2022

Toen het hartje van mijn baby niet meer klopte

Een paar dagen geleden vlogen mijn man en ik naar San Diego, de stad waar ik het liefst naartoe ga. Ik zat in de rij achter hem, bijna duizelig van opwinding, snakkend naar een adempauze na de stress van de laatste twee weken.

Ik weet dat je zulke dingen niet moet denken. Als je het toch doet, is het zeker niet aardig om ze toe te laten.

Ik zat naast een vrouw die nogal luid zat te telefoneren over haar vriendin die alweer zwanger was. Ze reageerde op een afschuwelijke manier, dat de man van haar vriendin haar vertelt dat ze op haar mooist is als ze zwanger is. ‘Waarschijnlijk alleen maar om meer kinderen van haar te krijgen’, schertste ze. Ik luisterde een poosje het telefoongesprek mee tot ik opzij keek en zag dat de vrouw zelf ook zwanger was.

Toen had ik een akelige gedachte.

‘Hoe kan het dat zij haar baby wel mag houden en ik niet? Zij lijkt een hekel te hebben aan kinderen. Ik houd van ze. Dit is gewoon niet eerlijk.’

Zodra deze gedachte in me opkwam, voelde ik me vreselijk schuldig. Ik weet dat je zulke dingen niet moet denken. Als je het toch doet, is het zeker niet aardig om ze toe te laten. Maar het was zo klaar als een klontje: ik was jaloers.

Tot ziens, geluk

Toen mijn man en ik ontdekten dat we in verwachting waren, waren we niet verbaasd. Natuurlijk ervoer ik even een schok toen ik naar de test staarde, met trillende handen, wijd open ogen, het moederschap voor me opdoemend. Maar ook al waren Philip en ik nog maar een maand getrouwd, was ik opgegroeid met mijn vaders grapjes over de efficiëntie van hem en mijn moeder (ik ben geboren tien maanden nadat ze getrouwd waren). Bovendien groeide ik op in een kerkelijke gemeente waar kinderen net zo onverbiddelijk volgen op een huwelijk als de nacht volgt op de dag. Twee van mijn vriendinnen en hun echtgenoten, die wat eerder getrouwd waren dan ik, hadden vorig jaar allebei een baby verwelkomd, een week na elkaar.

We overlegden samen of we iemand zouden vertellen dat we in verwachting waren, omdat we wisten dat het risico op een miskraam het hoogst is gedurende het eerste trimester. Mijn man hoefde er geen moment over na te denken: Laat mensen met ons verblijd zijn als wij blij zijn. En als er rouw komt, zullen we samen huilen (Romeinen 12:15). Ik wachtte nog twee weken voor ik het bekend maakte, maar vertelde het nieuws vervolgens meteen aan al mijn vrienden en collega’s.

En toen begon ik me zorgen te maken.

Ik ben van nature een piekeraar en beet mijn nagels stuk over mijn prille zwangerschap. Zes weken lang werd ik ’s nachts zwetend wakker, bang dat er iets gebeurd was met mijn kind – dat inieminie frummeltje waar ik al zoveel van hield. Toen, tijdens de zevende week, voelde ik me wat geruster. Ik was kalmer, kon genieten van mijn veranderende lichaam en van het wonder van het kindje dat in mij groeide.

Ik wist niet dat het hartje van mijn baby toen al niet meer klopte.

Toen de echo het ons vertelde, voelde ik vanbinnen de diepste pijn die ik ooit in mijn leven heb ervaren. Het doet nog steeds pijn. En ik denk dat dat altijd zo zal blijven.

Waarom gebeurt dit?

Het ergste waar ik de afgelopen paar weken bang voor was, gebeurde twee weken geleden. Ik lag op de vloer van ons appartement en leed fysiek, emotioneel en geestelijk pijn; ik ervoer in al die opzichten meer pijn dan ik ooit gevoeld had, en ik riep het uit: ‘Waarom?’

Ik ben een ‘goed christelijk meisje’ uit een ‘degelijk christelijk gezin’, dus ik weet dat ik niet mag vragen ‘Waarom ik?’. Ja, natuurlijk verdien ik de dood, hel en graf (Romeinen 3:23). In deze moeilijkste momenten echode het zondagschool-antwoord door mijn hoofd dat ik ‘beter kreeg dan ik verdiende’. Maar toch kon ik er niets aan doen, ik voelde me bedrogen.

Soms kunnen we niet anders dan vragen: ‘God, wat doet u?’

Hier lag ik dan in verschrikkelijke pijn, met rijkelijk stromende tranen – voor een baby die mij in zo korte tijd zoveel vreugde had gegeven – een baby die ik nooit vast zou houden.

Meteen op het moment dat ik ontdekte dat ik zwanger was, zag ik ernaar uit om het kleine persoontje te ontmoeten waarover ik door Gods zegen mocht moederen. Ik dagdroomde over zijn of haar toekomst, zijn of haar plaats in mijn huis, zijn of haar impact op ons leven. Ik kreeg dat persoontje iedere dag meer lief.

Ik houd van kinderen. Ik groeide met hen op, ik geef ze les, ik wil een huis vol van ze. Ik kon niet wachten om moeder te worden – ik kon niet wachten om voor mijn eigen kind te zorgen. Maar nu was mijn kind dood. Ik voelde me als de psalmist: ‘Wat voor winst is er in mijn bloed, in mijn neerdalen in het graf? Zal het stof U loven? Zal dat Uw trouw verkondigen?’ (Psalm 30:9). Soms kunnen we niet anders dan vragen: ‘God, wat doet u?’

Zijn onverschrokken bedoeling

Zelfs in die verschrikkelijke pijn droeg het lijden van de Heere in mijn plaats vrucht.

Ik bedoel niet dat ik daar Amazing Grace zat te zingen terwijl golven van pijn en rouw mijn hart overspoelden. Het was helemaal geen fraai gezicht. Ik schreeuwde het uit tot God – letterlijke, rauwe schreeuwen – en voelde me nabij de lijdende Heiland die nog verschrikkelijker pijn had doorgemaakt voor mij, niet omdat Hij een kind verloor, maar omdat Hij alles opgaf om verloren kinderen thuis te brengen.

Hij geeft ons lijden een doel (Romeinen 8:28). Mijn miskraam stond niet op zichzelf. Zowel mijn kind als ikzelf waren geschapen naar Gods beeld, bedoeld voor Zijn glorie. Mijn plannen voor het leven van mijn kind waren niet Gods plannen, en mijn tijdschema was niet Zijn tijdschema. Hij koos ervoor om het doel van dit kleine mensje te vervullen in slechts zeven weken van leven. Hij koos ervoor dat mijn levensdoel verder geopenbaard zou worden door de dood van dat kleintje.

Hij koos mij om voor zeven weken de moeder te zijn van mijn kind. Hij koos ervoor mijn man en mij te leren samen door de hormonale stormen te gaan, mijn man om opofferende liefde te tonen aan zijn vermoeide vrouw. Hij koos ervoor om ons samen verdriet te laten doormaken en om Zijn grootheid te verkondigen zelfs door onze pijn heen (Job 13:15).

Ik werd moeder. Het was maar voor eventjes, maar het was een mooi moment. Ik hoop opnieuw moeder te worden, maar zelfs als dat niet gebeurt is God goed. En Zijn bedoelingen voor mij staan vast. Mijn kleine portie moederschap toont me nog steeds andere gezichtspunten van Gods goede karakter en dingen over mijzelf die ik zonder mijn baby nooit had kunnen leren. Daarvoor ben ik dankbaar. God is de Auteur van het leven en de Enige die volle vervulling geeft. ‘Hij zal Zijn werk aan ons voltooien’ (Psalm 57:2), en dat troost mij.

Meer toerusting